ECLI:NL:HR:2014:584

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
13/00081
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Ziektewet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad had op 28 november 2012 uitspraak gedaan in een hoger beroep van belanghebbende tegen een beslissing van de Rechtbank te Haarlem, die betrekking had op een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Ziektewet. Belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. M.E. Bruning, heeft in cassatie een middel voorgesteld.

De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard, waarmee de eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in stand blijft.

Deze beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren C. Schaap als voorzitter, P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, met de waarnemend griffier F. Treuren aanwezig.

Uitspraak

14 maart 2014
Nr. 13/00081
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 28 november 2012, nr. 12/3481 ZW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. 11/6158) betreffende een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Ziektewet.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. M.E. Bruning, advocaat te ’s-Gravenhage.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2014.