Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het vierde middel
3.Slotsom
4.Beslissing
14 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor mishandeling van een persoon, [betrokkene 1], op 24 februari 2009 te Boven-Leeuwen. De verdachte had [betrokkene 1] geslagen tijdens een carnavalsfeest, waarbij de verdachte zich beroept op noodweer. Het Hof had echter geoordeeld dat de klap van de verdachte niet noodzakelijk was voor de verdediging, omdat [betrokkene 3], een vriend van de verdachte, de aanval van [betrokkene 1] kon ontwijken en de duw van een andere getuige, [betrokkene 2], voldoende was om de situatie te de-escaleren. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof zijn oordeel niet begrijpelijk had gemotiveerd, aangezien het tijdsverloop tussen de aanranding en de reactie van de verdachte niet goed was toegelicht. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.