ECLI:NL:HR:2014:55

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2014
Publicatiedatum
14 januari 2014
Zaaknummer
11/05285
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het noodweer-verweer in een strafzaak met mishandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor mishandeling van een persoon, [betrokkene 1], op 24 februari 2009 te Boven-Leeuwen. De verdachte had [betrokkene 1] geslagen tijdens een carnavalsfeest, waarbij de verdachte zich beroept op noodweer. Het Hof had echter geoordeeld dat de klap van de verdachte niet noodzakelijk was voor de verdediging, omdat [betrokkene 3], een vriend van de verdachte, de aanval van [betrokkene 1] kon ontwijken en de duw van een andere getuige, [betrokkene 2], voldoende was om de situatie te de-escaleren. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof zijn oordeel niet begrijpelijk had gemotiveerd, aangezien het tijdsverloop tussen de aanranding en de reactie van de verdachte niet goed was toegelicht. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.

Uitspraak

14 januari 2014
Strafkamer
nr. S 11/05285
CB/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 26 september 2011, nummer 21/003831-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R. Gijsen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het vierde middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer over de verwerping door het Hof van het beroep op noodweer.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 24 februari 2009 te Boven-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [betrokkene 1]), tegen het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van aangifte - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PL082C/09-001644 (blz. 43 e.v.) - gesloten op 26 februari 2009, mutatienr: PL082F/09-023949, door [verbalisant], brigadier van politie, inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [betrokkene 1]:
Op 24 februari 2009, omstreeks 19.30/20.00 uur reden wij met onze carnavalswagen over de Van Heemstraweg te Boven-Leeuwen (hof: gemeente West Maas en Waal). Op deze wagen zaten behalve de mensen van onze eigen groep ook enkele "MacDonald" clowns. Op een gegeven moment is er iets gebeurd tussen één van die clowns en een meisje dat bij onze groep zat.
Het was in ieder geval zo dat we op een gegeven moment met onze carnavalswagen gekeerd zijn. Dit had te maken met het feit dat de drie "MacDonald" clowns bij de bushalte op de Van Heemstraweg waren afgestapt.
Toen we gekeerd waren en bij de bushalte aankwamen ben ik van de carnavalskar afgestapt. Nagenoeg direct werd ik krachtig en met gebalde vuisten tegen mijn hoofd geslagen. Op een gegeven moment voelde ik bloed uit mijn mond en neus stromen. Door deze klappen voelde ik stekende pijnen in mijn hoofd en met name in mijn kaak. Door het slaan heb ik een zeer pijnlijke kaak opgelopen, tevens een bloedneus en bloed in mijn mond. Hiervoor moet ik nu naar het ziekenhuis.
2. medische informatie, opgemaakt door de geneeskundige R. Veldkamp, ondertekend op 13 maart 2009 - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PL082C/001644 (blz. 50) - door het hof te bezigen als een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering, houdende - zakelijk weergegeven -:
Betreft
naam : [betrokkene 1]
geboorteplaats/-datum : [geboorteplaats], [geboortedatum] 1988
omschrijving letsel : contusie kaak en neus
3. de door de getuige [betrokkene 2] ten overstaan van de rechtercommissaris, belasting met de behandeling van strafzaken, op 2 februari 2011, afgelegde verklaring - zakelijk weergegeven - inhoudende:
[verdachte] en [betrokkene 3] zijn beide vrienden van mij. Ik kan mij nog herinneren dat wij bij de bushalte stonden en de carnavalskar aan kwam rijden. Wij stonden in het bushokje en de kar kwam tot stilstand. Daarna kwamen er personen van de kar af die waren aan het schreeuwen en roepen. Iemand vanuit die groep werd fysiek, dat was [betrokkene 1]. Dat deze jongen [betrokkene 1] heet, heb ik later gehoord. Toen [betrokkene 1] uit de groep stapte, kwam hij eerst langs mij op en duwde hij mij aan de kant. Vervolgens stapte hij op [betrokkene 3] af en [betrokkene 1] haalde uit naar [betrokkene 3]. [betrokkene 3] kon hem ontwijken door naar achteren te stappen. [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) heeft hem geslagen en ik heb hem weggeduwd. Ik duwde hem om hem bij ons weg te houden.
4. de door de verdachte ter terechtzitting van het hof op 12 september 2011 afgelegde verklaring - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Het incident gebeurde aan het begin van de avond. Ik was samen met [betrokkene 3] en [betrokkene 2]. Het was toen carnaval en wij waren alle drie verkleed als "MacDonald" clown. Op een gegeven moment mochten wij een stukje mee rijden op de carnavalswagen van de groep waartoe [betrokkene 1] behoorde. Wij zijn toen afgestapt en wij stonden bij een bushalte. Vervolgens kwam de groep van [betrokkene 1] met de wagen op ons afrijden. [betrokkene 1] en anderen kwamen agressief van de wagen naar ons toe. Ik zag dat [betrokkene 1] uithaalde naar [betrokkene 3]. Bij het uithalen deed ik een stap naar voren en ik haalde ook uit. De uithaal van [betrokkene 1] miste [betrokkene 3] en met mijn uithaal raakte ik [betrokkene 1]. Ik sloeg [betrokkene 1] omdat hij ook sloeg, maar hij miste. De klap van hem viel gelijktijdig met mijn klap."
2.3.
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Door de raadsman is ter terechtzitting gesteld - zoals weergegeven in zijn pleitnota - dat verdachte zich beroept op noodweer. De raadsman stelt - kort gezegd - dat verdachte aangever [betrokkene 1] heeft geslagen in reactie op het uithalen door die [betrokkene 1] in de richting van [betrokkene 3] en dat deze verdedigende handeling van en door verdachte het gewenste resultaat heeft opgeleverd, namelijk dat de onmiddellijke dreiging werd afgewend en een (verdere) vechtpartij werd voorkomen.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het handelen van verdachte werd geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding op verdachtes vriend, de eerdergenoemde [betrokkene 3]. Het hof acht echter niet aannemelijk dat verdachtes uithaal geboden was ter noodzakelijke verdediging.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tegelijkertijd, in dezelfde beweging waarmee de aangever uithaalde naar [betrokkene 3], ook uithaalde en dat hij [betrokkene 1] in het gezicht trof, terwijl [betrokkene 1] [betrokkene 3] miste. Tevens verklaarde verdachte dat hij sloeg omdat [betrokkene 1] ook sloeg.
De getuige [betrokkene 2] - eveneens een vriend van verdachte - verklaarde bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris onder meer: "Toen [betrokkene 1] uit de groep stapte kwam hij eerst langs mij op en duwde hij mij aan de kant. Vervolgens stapte hij op [betrokkene 3] af en [betrokkene 1] haalde uit naar [betrokkene 3]. [betrokkene 3] kon hem ontwijken door naar achteren te stappen. [verdachte] heeft hem geslagen en ik heb hem weggeduwd".
Op grond van deze verklaringen neemt het hof aan dat de door verdachte gegeven klap onnodig was. [betrokkene 3] kon de aanval blijkbaar zelf ontwijken en de duw van [betrokkene 2] was blijkbaar ook genoeg om [betrokkene 1] aan de kant te krijgen.
Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen."
2.4.
Het Hof heeft blijkens zijn overwegingen aannemelijk geoordeeld dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [betrokkene 3]. Het Hof heeft echter niet aannemelijk geacht dat "verdachtes uithaal geboden was ter noodzakelijke verdediging" nu die klap "onnodig was" omdat [betrokkene 3] de aanval blijkbaar kon ontwijken en de duw van [betrokkene 2] blijkbaar ook genoeg was om de aangever [betrokkene 1] "aan de kant te krijgen". Gelet op het tijdsverloop zoals daarvan blijkt uit de overwegingen van het Hof - waarbij dat ontwijken en duwen plaatsvonden na (het begin van) de aanranding en na de uithaal van de verdachte - heeft het Hof zijn oordeel niet begrijpelijk gemotiveerd.
2.5.
De klacht is gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 januari 2014.