In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 juni 2013, nr. 12/00594. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 12/745) die betrekking had op een verzoek als bedoeld in artikel 19 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. De belanghebbende, [X] B.V., heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de middelen van [X] B.V. beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de voorgestelde middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2014.