Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
4 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 12 maart 2012 uitspraak deed in de strafzaak met nummer 24/003218-09. De verdachte, geboren in 1989, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. M.J. van Essen, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 4 maart 2014 het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma. De waarnemend griffier J.D.M. Hart was ook aanwezig bij de uitspraak. Mr. Groos was echter buiten staat om het arrest te ondertekenen.