Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Beoordeling van het derde middel
5.Slotsom
6.Beslissing
4 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de verhoorwijze van een minderjarige getuige in een strafzaak, waarbij het Hof heeft besloten om het verhoor met gesloten deuren te laten plaatsvinden. De verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting van de minderjarige getuige, heeft cassatie ingesteld tegen de beslissing van het Hof. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft besloten tot gesloten deuren, omdat zowel het belang van de minderjarige getuige als de waarheidsvinding dit vereiste. De Hoge Raad stelt vast dat het proces-verbaal van de terechtzitting niet de vereiste met gewichtige redenen omklede bevelen bevatte, maar dat de procesdeelnemers niet tegen het bevel zijn opgekomen, waardoor het middel niet tot cassatie kan leiden.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twee jaren en zes maanden naar twee jaren en twee maanden. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van minderjarigen in het strafproces en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met hun verhoor.