ECLI:NL:HR:2014:473

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
12/01178
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Horen van een minderjarige getuige met gesloten deuren in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de verhoorwijze van een minderjarige getuige in een strafzaak, waarbij het Hof heeft besloten om het verhoor met gesloten deuren te laten plaatsvinden. De verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting van de minderjarige getuige, heeft cassatie ingesteld tegen de beslissing van het Hof. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft besloten tot gesloten deuren, omdat zowel het belang van de minderjarige getuige als de waarheidsvinding dit vereiste. De Hoge Raad stelt vast dat het proces-verbaal van de terechtzitting niet de vereiste met gewichtige redenen omklede bevelen bevatte, maar dat de procesdeelnemers niet tegen het bevel zijn opgekomen, waardoor het middel niet tot cassatie kan leiden.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twee jaren en zes maanden naar twee jaren en twee maanden. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van minderjarigen in het strafproces en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met hun verhoor.

Uitspraak

4 maart 2014
Strafkamer
nr. 12/01178
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 februari 2012, nummer 20/000455-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. K. Valkeneers, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt over de beslissing van het Hof om een getuige met gesloten deuren te horen zonder dat in het proces-verbaal van de terechtzitting een met gewichtige redenen omkleed bevel daartoe is opgenomen en zonder dat de procesdeelnemers zijn gehoord.
2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De voorzitter stelt aan de hand van de mededeling van de deurwaarder vast dat [betrokkene] als benadeelde partij ter terechtzitting is verschenen. Tevens zijn de ouders van de benadeelde partij ter terechtzitting verschenen. Het hof verleent bijzondere toegang aan de minderjarige [betrokkene].
(...)
De raadsman deelt mede dat verdachte betwist [betrokkene] te hebben verkracht en bij haar seksueel te zijn binnengedrongen.
De voorzitter ontbreekt het onderzoek voor beraad.
Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede als volgt.
Hoewel [betrokkene] reeds door de politie en de rechter-commissaris als getuige is gehoord, acht het hof het van belang om nog enkele aanvullende vragen te stellen
aan [betrokkene]. Het hof zal [betrokkene] na de behandeling van de feiten als getuige horen. Het publiek zal dan verzocht worden om de zittingszaal te verlaten.
De voorzitter beveelt, dat de getuige [betrokkene] de zittingszaal zal verlaten, opdat de verdachte buiten tegenwoordigheid van de getuige zal worden ondervraagd.
De getuige [betrokkene] verlaat hierop de zittingszaal.
(...)
De voorzitter doet de getuige [betrokkene] voor het hof verschijnen. De ouders van [betrokkene] verlaten hierop de zittingszaal. De deuren van de zittingzaal worden gesloten.
Deze doet op de vragen van de voorzitter opgave omtrent naam, voornamen, geboortedatum, woon- of verblijfplaats zoals hieronder is vermeld, verklaart geen bloed- of aanverwant van verdachte te zijn en legt vervolgens op de bij de wet voorgeschreven wijze in handen van de voorzitter de eed af de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen, alles voor zover hieronder niet anders is vermeld.
De getuige [betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1995, wonende te [woonplaats], verklaart als volgt:
(...)
De voorzitter heeft, nadat de getuige haar verklaring heeft afgelegd aan de raadsheren en de advocaat-generaal de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen aan de getuige aan de advocaat-generaal gelegenheid tot het maken van opmerkingen ten opzichte van de door de getuige afgelegde verklaring en aan de verdachte en de raadsman de gelegenheid die getuige vragen te stellen en tegen die getuige en haar verklaring in te brengen wat tot verdediging kan dienen.
Met toestemming van de advocaat-generaal, de verdachte en zijn raadsman, vergunt het hof de getuige zich te verwijderen en deelt haar mede dat haar tegenwoordigheid op een nadere terechtzitting niet meer wordt vereist, waarop deze getuige in de zittingszaal plaatsneemt. De deuren van de zittingzaal worden weer geopend. Ook de ouders van de getuige nemen weer plaats in de zittingszaal."
2.3.
Art. 269 (oud) Sv luidt:
"1. Het onderzoek ter terechtzitting geschiedt in het openbaar. Vanaf het uitroepen van de zaak kan de rechtbank gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen. Dit bevel kan worden gegeven in het belang van de goede zeden, de openbare orde, de veiligheid van de staat, alsmede indien de belangen van minderjarigen, of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers of anderszins bij de zaak betrokkenen dit eisen. Een dergelijk bevel kan ook worden gegeven, indien de openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.
2. Een bevel als bedoeld in het eerste lid, wordt door de rechtbank ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op het verzoek van de verdachte of andere procesdeelnemers gegeven. De rechtbank geeft het bevel niet dan na het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers, zo nodig met gesloten deuren, hieromtrent te hebben gehoord.
3. De beslissing tot het geven van het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt met redenen omkleed in het proces-verbaal van de terechtzitting vermeld.
4. Tot bijwoning van de niet openbare terechtzitting kan de voorzitter bijzondere toegang verlenen.
5. Tot bijwoning van een openbare terechtzitting worden, tenzij in bijzondere gevallen ter beoordeling van de voorzitter, als toehoorders niet toegelaten personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt."
2.4.
Aan de verdachte is primair tenlastegelegd, kort gezegd, verkrachting van [betrokkene], die ten tijde van dat feit 13 jaar oud was. Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt in de beslissing van het Hof de minderjarige [betrokkene], die als benadeelde partij aanwezig was, als getuige ter terechtzitting te horen, nadat de raadsman had medegedeeld dat de verdachte betwist dat hij haar heeft verkracht. Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt vervolgens in dat het Hof heeft bevolen dat de behandeling tijdens het verhoor van de toen 16-jarige getuige [betrokkene] zal plaatsvinden met gesloten deuren, hetgeen meebracht dat haar beide ouders de zaal zouden verlaten. Met zijn overweging dat, hoewel [betrokkene] reeds door de politie en de Rechter-Commissaris is gehoord, het Hof het van belang acht aan haar nog enkele aanvullende vragen te stellen en dat tijdens haar verhoor beide ouders de zittingszaal moesten verlaten, heeft het Hof als reden voor genoemd bevel kennelijk tot uitdrukking gebracht dat dit bevel wordt gegeven omdat zowel het belang van de minderjarige getuige als het belang van de waarheidsvinding sluiting der deuren eiste. Voor zover het middel klaagt over het ontbreken van een met gewichtige redenen omkleed bevel, mist het feitelijke grondslag. Voor zover het middel erover klaagt dat het horen van de procespartijen door het Hof achterwege is gebleven, kan het niet tot cassatie leiden bij gebrek aan belang aangezien blijkens het proces-verbaal de procesdeelnemers tegen het bevel niet zijn opgekomen.

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twee jaren en zes maanden.

4.Beoordeling van het derde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze twee jaren en twee maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma, N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 maart 2014.