Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
4 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1987, was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak waarin hem werd verweten dat hij op 3 september 2010 in Utrecht als bestuurder van een motorrijtuig zonder verzekering had gereden. De Hoge Raad constateerde dat een gedeelte van het relaas van een verbalisant niet correct was weergegeven in het arrest van het Hof, wat leidde tot een misslag. De Hoge Raad heeft het arrest gelezen met herstel van deze misslag, waardoor het mogelijk werd om uit de bewijsmiddelen af te leiden dat de verdachte inderdaad de bestuurder was van het in de bewezenverklaring genoemde voertuig. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van de verdachte faalde, omdat de bewijsmiddelen voldoende waren om de bewezenverklaring te ondersteunen. De Advocaat-Generaal had eerder geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof, maar de Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.