ECLI:NL:HR:2014:47

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2014
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
13/00857
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onroerendezaakbelastingen en waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de waardering van onroerende zaken en de daarop gebaseerde onroerendezaakbelastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de gemeente Westerveld, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat 1] te [Z] voor het jaar 2010 was vastgesteld. De gemeente had een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd, gebaseerd op deze waarde. Na een ongegrond verklaard beroep bij de Rechtbank te Assen, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, wat leidde tot een vermindering van de beschikking en de aanslag.

De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij verschillende klachten zijn aangevoerd. De gemeente Westerveld heeft als verweerder een verweerschrift ingediend en incidenteel beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Evenzo werd het incidentele beroep van de gemeente Westerveld afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de eerdere uitspraken van het Hof en de Rechtbank in stand bleven.

Uitspraak

10 januari 2014
Nr. 13/00857
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 5 februari 2013, nr. 12/00146, betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen.

1.Het geding in feitelijke instanties

Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] voor het kalenderjaar 2010 vastgesteld. Aan belanghebbende is voor datzelfde jaar wegens het genot krachtens zakelijk recht van de onroerende zaak een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Wapserveen opgelegd naar de waarde vastgesteld bij voormelde beschikking. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld (hierna: de heffingsambtenaar) bij in één geschrift vervatte uitspraken de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
De Rechtbank te Assen (nr. AWB 10/1912) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de beschikking en de aanslag verminderd.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft het incidentele beroep beantwoord.
Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van de in het principale beroep aangevoerde klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2014.