Uitspraak
wonende te [woonplaats],
zetelende te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
28 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een man tegen de Gemeente Amsterdam. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.B. Baumgarten, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, die op 23 oktober 2012 was gegeven. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof, die relevant zijn voor het geding. De man stelde dat de Gemeente niet op een geldige wijze bijstandsverhaal had toegepast en dat er sprake was van een overschrijding van een redelijke termijn in de procedure.
De Hoge Raad beoordeelt de ingediende middelen en concludeert dat de klachten van de man niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beschikking van het hof bevestigt en het beroep verwerpt.
In de beslissing compenseert de Hoge Raad de kosten van het geding in cassatie, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot, en de zaak is behandeld door de raadsheren C.A. Streefkerk als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek.