ECLI:NL:HR:2014:441

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 februari 2014
Publicatiedatum
28 februari 2014
Zaaknummer
12/05779
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming maatschapscontract naar aanleiding van uitzetting uit de maatschap

In deze zaak gaat het om een vordering tot nakoming van een maatschapscontract, die is ingesteld door twee eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], tegen de maatschap DE EGLANTIER, handelend onder de naam BDO Accountants & Belastingadviseurs. De eisers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het eindarrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 11 september 2012 is gewezen. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Utrecht en een tussenarrest van het hof. De eisers zijn in deze procedure vertegenwoordigd door hun advocaat mr. K. Aantjes, terwijl BDO wordt bijgestaan door mr. W.H. van Hemel en mr. M. Malycha.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de eisers in het principale beroep en het incidentele beroep van BDO behandeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van beide beroepen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van BDO zijn begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Tevens heeft de Hoge Raad het incidentele beroep van BDO verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de eisers zijn begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 28 februari 2014.

Uitspraak

28 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 12/05779
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
de maatschap DE EGLANTIER, handelend onder de naam BDO Accountants & Belastingadviseurs,
gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. W.H. van Hemel.
Eisers tot cassatie zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers], en ieder afzonderlijk als [eiser 1] en [eiseres 2]. Verweerster in cassatie zal hierna worden aangeduid als BDO.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 245519/HA ZA 08-543 van de rechtbank Utrecht van 18 juni 2008 en 15 april 2009;
b. de arresten in de zaak 200.039.331 van het gerechtshof te Amsterdam van 28 september 2010 (tussenarrest) en 11 september 2012 (eindarrest).
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het eindarrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. BDO heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor BDO mede door mr. M. Malycha, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van zowel het principaal als het incidenteel beroep.
De advocaat van [eisers] heeft bij brief van 28 januari 2014 op die conclusie gereageerd; de advocaat van BDO heeft dat gedaan bij brief van 31 januari 2014.

3.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van BDO begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt BDO in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eisers] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
28 februari 2014.