In deze zaak gaat het om een vordering tot nakoming van een maatschapscontract, die is ingesteld door twee eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], tegen de maatschap DE EGLANTIER, handelend onder de naam BDO Accountants & Belastingadviseurs. De eisers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het eindarrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 11 september 2012 is gewezen. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Utrecht en een tussenarrest van het hof. De eisers zijn in deze procedure vertegenwoordigd door hun advocaat mr. K. Aantjes, terwijl BDO wordt bijgestaan door mr. W.H. van Hemel en mr. M. Malycha.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de eisers in het principale beroep en het incidentele beroep van BDO behandeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van beide beroepen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van BDO zijn begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Tevens heeft de Hoge Raad het incidentele beroep van BDO verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de eisers zijn begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 28 februari 2014.