ECLI:NL:HR:2014:409

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
13/02841
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toekenning eenhoofdig gezag in familierechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot toekenning van eenhoofdig gezag, zoals geregeld in artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekster, een vrouw, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die eerder op 21 maart 2013 was gegeven. De vrouw was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. K. Aantjes, terwijl de man, de verweerder in cassatie, werd bijgestaan door mr. B.J. van Dorp.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 november 2011 en 17 september 2012, alsook naar de beschikking van het hof. De advocaat-generaal, P. Vlas, had in zijn conclusie tot verwerping van het beroep geadviseerd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatierekest waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de vrouw, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot, die de beschikking heeft voorgelezen.

Uitspraak

21 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/02841
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. B.J. van Dorp.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 231041/FA RK 11-2810-2 van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 7 november 2011 en 17 september 2012;
b. de beschikking in de zaak HV 200.118.651/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 21 maart 2013.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 3 januari 2014 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
21 februari 2014.