ECLI:NL:HR:2014:405

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
20 februari 2014
Zaaknummer
13/02737
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over nieuwe grief opgeworpen bij akte na comparitie en strijd met strakke regel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de vereniging CNV DIENSTENBOND. De zaak betreft een geschil dat zijn oorsprong vond in eerdere vonnissen van de rechtbank Haarlem en arresten van het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad verwijst naar de vonnissen van 28 september 2011 en 8 februari 2012, alsook naar de arresten van 1 mei 2012 en 19 februari 2013. Het arrest van het hof van 19 februari 2013 is aan de uitspraak van de Hoge Raad gehecht.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van [eiser] verworpen. De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal A. Hammerstein was dat het beroep moest worden verworpen op basis van artikel 81 RO. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om nadere motivering te geven, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad [eiser] ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van CNV begroot zijn op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

21 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/02737
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats], België,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.C.M. Kortman,
t e g e n
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid CNV DIENSTENBOND,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en CNV.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 182980/HA ZA 11-807 van de rechtbank Haarlem van 28 september 2011 en 8 februari 2012;
b. de arresten in de zaak 200.105.522/01 van het gerechtshof Amsterdam van 1 mei 2012 en 19 februari 2013.
Het arrest van het hof van 19 februari 2013 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 19 februari 2013 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen CNV is verstek verleend.
De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal A. Hammerstein strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van CNV begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
21 februari 2014.