Uitspraak
wonende te [woonplaats], België,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
21 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de vereniging CNV DIENSTENBOND. De zaak betreft een geschil dat zijn oorsprong vond in eerdere vonnissen van de rechtbank Haarlem en arresten van het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad verwijst naar de vonnissen van 28 september 2011 en 8 februari 2012, alsook naar de arresten van 1 mei 2012 en 19 februari 2013. Het arrest van het hof van 19 februari 2013 is aan de uitspraak van de Hoge Raad gehecht.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van [eiser] verworpen. De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal A. Hammerstein was dat het beroep moest worden verworpen op basis van artikel 81 RO. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om nadere motivering te geven, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad [eiser] ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van CNV begroot zijn op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.