ECLI:NL:HR:2014:39

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 januari 2014
Publicatiedatum
8 januari 2014
Zaaknummer
12/03864
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig indienen van middelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte, geboren in 1984. Het beroep was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 17 juli 2012. De verdachte had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijke termijn, zoals voorgeschreven in artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Advocaat-Generaal P.C. Vegter had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het beroep.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn een schriftuur houdende middelen van cassatie had ingediend. Hierdoor was niet voldaan aan het vereiste van artikel 437, tweede lid, Sv. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte in het beroep niet kon worden ontvangen, wat leidde tot de beslissing om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van middelen van cassatie en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke termijnen in het strafrechtelijke proces.

Uitspraak

7 januari 2014
Strafkamer
nr. 12/03864
Arrest
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 17 juli 2012, nummer 21/001476-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 januari 2014.