Uitspraak
,nummer RK 12/1186
,op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[vestigingsplaats].
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
18 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een tussenbeschikking van de Rechtbank te Arnhem. De klaagster had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot de teruggave van inbeslaggenomen goederen. De Rechtbank heeft echter besloten het onderzoek te heropenen en de zaak te verwijzen naar de Rechter-Commissaris voor verdere toetsing. Dit leidde tot de vraag of er een mogelijkheid bestond voor de klaagster om in cassatie te gaan tegen deze tussenbeschikking.
De Hoge Raad oordeelt dat artikel 552d Sv geen mogelijkheid biedt voor een afzonderlijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking zoals in deze zaak. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat een beschikking die het onderzoek heropent, moet worden beschouwd als een tussenbeschikking. Aangezien er geen expliciete wettelijke basis is voor cassatie tegen een dergelijke beschikking, kan de klaagster niet in haar beroep worden ontvangen.
De beslissing van de Hoge Raad is dat de klaagster niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep. Dit besluit is genomen om procesmatige duidelijkheid te waarborgen en om te voorkomen dat er onzekerheid ontstaat over de mogelijkheden voor rechtsmiddelen in vergelijkbare situaties. De uitspraak is gedaan op 18 februari 2014, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren.