ECLI:NL:HR:2014:371

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
19 februari 2014
Zaaknummer
13/00537
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen tussenbeschikking in beslagzaak

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een tussenbeschikking van de Rechtbank te Arnhem. De klaagster had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot de teruggave van inbeslaggenomen goederen. De Rechtbank heeft echter besloten het onderzoek te heropenen en de zaak te verwijzen naar de Rechter-Commissaris voor verdere toetsing. Dit leidde tot de vraag of er een mogelijkheid bestond voor de klaagster om in cassatie te gaan tegen deze tussenbeschikking.

De Hoge Raad oordeelt dat artikel 552d Sv geen mogelijkheid biedt voor een afzonderlijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking zoals in deze zaak. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat een beschikking die het onderzoek heropent, moet worden beschouwd als een tussenbeschikking. Aangezien er geen expliciete wettelijke basis is voor cassatie tegen een dergelijke beschikking, kan de klaagster niet in haar beroep worden ontvangen.

De beslissing van de Hoge Raad is dat de klaagster niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep. Dit besluit is genomen om procesmatige duidelijkheid te waarborgen en om te voorkomen dat er onzekerheid ontstaat over de mogelijkheden voor rechtsmiddelen in vergelijkbare situaties. De uitspraak is gedaan op 18 februari 2014, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren.

Uitspraak

18 februari 2014
Strafkamer
nr. 13/00537 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Arnhem van 21 december 2012
,nummer RK 12/1186
,op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster 4], gevestigd te
[vestigingsplaats].

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft [klager 3], advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1.
De Rechtbank heeft ten aanzien van een door de klaagster ingediend klaagschrift strekkende tot teruggave van het inbeslaggenomene beslist dat (i) het gesloten onderzoek wordt heropend, (ii) de zaak wordt verwezen naar de Rechter-Commissaris teneinde een in de beschikking nader omschreven toetsing te verrichten met betrekking tot de inbeslaggenomen stukken en daarvan proces-verbaal op te maken, (iii) het onderzoek op een nader te bepalen datum zal worden hervat, en (iv) de oproeping van de klaagster gelast tegen die nader te bepalen raadkamerzitting.
2.2.
Volgens art. 445 Sv staat tegen beschikkingen beroep in cassatie alleen open in de gevallen in dat wetboek bepaald. Ingevolge art. 552d, tweede lid, Sv kan tegen "een beschikking ingevolge art. 552a" door het Openbaar Ministerie en door de klaagster beroep in cassatie worden ingesteld. Onder "een beschikking ingevolge art. 552a" is te verstaan een beschikking waarin de beklagrechter zich onbevoegd heeft verklaard tot kennisneming van het inleidend klaagschrift, de klaagster niet-ontvankelijk heeft verklaard in het inleidend klaagschrift, het beklag als bedoeld in art. 552a Sv ongegrond heeft verklaard of dit beklag gegrond heeft verklaard en ingevolge het zevende lid van art. 552a Sv de daarmede overeenkomende last geeft.
2.3.
In de hiervoor onder 2.1 genoemde beschikking heeft de Rechtbank het - op art. 552a Sv steunende - beklag noch afgewezen noch gegrond verklaard met de daarmede overeenkomende last doch heeft de Rechtbank het onderzoek heropend, zodat deze beschikking te beschouwen is als een tussenbeschikking (vgl. HR 20 januari 1987, LJN AC9669, NJ 1987/892). Aangezien art. 552d Sv noch enige andere wetsbepaling voorziet in afzonderlijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking als de onderhavige, kan de klaagster in het ingestelde beroep niet worden ontvangen.
Een andere opvatting – waarbij het openstaan van beroep in cassatie tegen een tussenbeschikking afhankelijk zou zijn van het antwoord op de vraag of daarin al of niet een beslissing is vervat die, zoals in de schriftuur wordt betoogd, "gekwalificeerd dient te worden als eindbeslissing op het beklag" - zou voor de betrokken procespartijen te zeer onzekerheid scheppen of het rechtsmiddel kan worden aangewend en aldus aan de vereiste processuele duidelijkheid afbreuk doen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 februari 2014.