ECLI:NL:HR:2014:3685

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
19 december 2014
Zaaknummer
14/00493
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over tenuitvoerlegging van kinderalimentatie en woonplaatsbegrip

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de tenuitvoerlegging van een vordering tot lijfsdwang ter incasso van kinderalimentatie. De eiser, de man, had beroep in cassatie ingesteld tegen het eindarrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 22 oktober 2013 was gewezen. De man was in deze procedure vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. S. Kousedghi, terwijl de vrouw, de verweerster in cassatie, niet verschenen was. De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem van 7 augustus 2012 en de tussen- en eindarresten van het gerechtshof.

De Hoge Raad heeft de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man dan ook verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

19 december 2014
Eerste Kamer
nr. 14/00493
LZ/LH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 231656/KG ZA 12-373 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem van 7 augustus 2012;
b. de arresten in de zaak 200.112.835 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 oktober 2012 (tussenarrest) en 22 oktober 2013 (eindarrest).
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het eindarrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de vrouw is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie
aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 december 2014.