Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
19 december 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een alimentatiekwestie. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 1 juli 2014 was gegeven. De vrouw, verweerder in cassatie, is niet verschenen in de procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Gelderland en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De advocaat-generaal, P. Vlas, heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de klachten van de man beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de man klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.