ECLI:NL:HR:2014:3681

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
19 december 2014
Zaaknummer
14/04465
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging huur woonruimte wegens dringend eigen gebruik en renovatie met nieuwe ontruimingsdatum

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beëindiging van een huurovereenkomst voor woonruimte. De eiser, wonende te [woonplaats], had cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de huurovereenkomst kon worden beëindigd op grond van dringend eigen gebruik, in dit geval voor renovatie van het gehuurde pand aan [a-straat 1] te Amsterdam. De Hoge Raad heeft de feiten en het procesverloop in de feitelijke instanties samengevat, waarbij verwezen werd naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de eiser geen klachten bevatten die tot cassatie konden leiden, en verklaarde het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. Tevens werd een nieuwe ontruimingsdatum vastgesteld, namelijk 1 februari 2015, met de mogelijkheid van uitstel afhankelijk van de benodigde vergunningen voor de renovatiewerkzaamheden. De Hoge Raad heeft de eiser ook veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de verweerders, De Principaal B.V. en Woonstichting Lieven de Key, die beide gevestigd zijn te Amsterdam. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

19 december 2014
Eerste Kamer
nr. 14/04465
LZ/LH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool,
t e g e n
1. DE PRINCIPAAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. WOONSTICHTING LIEVEN DE KEY,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en De Principaal c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 512840/HA ZA 12-337 van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2013 en 23 januari 2013;
b. de vonnissen in de zaak 1372638 CV AXPL 12-25152 van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2013 en 22 februari 2013;
c. het arrest in de zaaknummers 200.126.590/01 en 200.128.989/01 van het gerechtshof Amsterdam van 27 mei 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Principaal c.s. hebben verzocht het beroep te verwerpen.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt ertoe:
- dat het cassatieberoep in de zaak met nummer 200.126.590/01 en in de zaak met nummer 200.128.989/01 niet-ontvankelijk wordt verklaard, en
- dat de Hoge Raad in de zaak met nummer 200.128.989/01, met inachtneming van het bij 14 gestelde, opnieuw het tijdstip zal vaststellen waarop de huurovereenkomst met betrekking tot [a-straat 1] te Amsterdam zal eindigen en waarop het gehuurde moet zijn ontruimd.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 20 november 2014 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

In de zaak met hofnummer 200.126.590/01
De middelen richten geen klachten tegen het arrest van het hof voor zover dat betrekking heeft op de zaak met nummer 200.126.590/01, zodat de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk zal verklaren.
In de zaak met hofnummer 200.128.989/01
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 4-14).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de datum waarop de kantonrechter het einde van de huurovereenkomst heeft bepaald, is verstreken, zal de Hoge Raad een nieuwe datum bepalen.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
bepaalt dat de huurovereenkomst met betrekking tot [a-straat 1] te Amsterdam eindigt op 1 februari 2015 dan wel in voorkomend geval op zoveel latere datum als de benodigde vergunningen voor de geplande werkzaamheden aan het pand [a-straat 1] te Amsterdam zullen zijn afgegeven, en dat [eiser] uiterlijk op 1 februari 2015, dan wel in voorkomend geval de hiervoor bedoelde latere datum, het gehuurde dient te hebben ontruimd;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Principaal c.s. begroot op € 838,07 aan verschotten en € 1.100,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 december 2014.