Uitspraak
beiden wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
19 december 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door verzoekers [verzoeker 1] en [verzoekster 2] tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had eerder op 9 september 2014 een arrest gewezen in de zaken met de insolventienummers R 12/43 en R 12/44, welke vonnissen zijn uitgesproken door de rechtbank Oost-Brabant op 16 mei 2014. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het verloop van het geding in feitelijke instanties. De verzoekers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van de verzoekers heeft op 13 november 2014 gereageerd op deze conclusie.
De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 19 december 2014 het beroep verworpen, waarmee het arrest van het hof in stand blijft.