ECLI:NL:HR:2014:3653

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
13/05885
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen korpschef; niet-ontvankelijkheid; art. 27 Politiewet 2012

In deze zaak heeft Eprom Organisatie Adviseurs B.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had eerder in een geschil tussen Eprom en VTSPN, een publiekrechtelijke rechtspersoon, uitspraak gedaan. VTSPN is per 1 januari 2013 opgegaan in de politie, die als publiekrechtelijke rechtspersoon is opgericht bij de Politiewet 2012. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat Eprom haar cassatieberoep had moeten richten tegen de politie in plaats van tegen de korpschef, aangezien de korpschef als orgaan van de politie niet zelfstandig kan optreden in een burgerlijk geding. Dit is in lijn met artikel 27 lid 2 van de Politiewet 2012, dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de korpschef regelt.

De Hoge Raad heeft Eprom niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep voor zover dit gericht was tegen de korpschef. De overige klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, zijn door de Hoge Raad verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen verdere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad Eprom veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de politie zijn begroot op een totaal van € 4.752,34. Dit arrest is op 19 december 2014 uitgesproken door de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

19 december 2014
Eerste Kamer
nr. 13/05885
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
EPROM ORGANISATIE ADVISEURS B.V.,
gevestigd te Den Haag,
EISERES tot cassatie,
advocaten: mr. H.H.M. Meijroos en mr. J. van Weerden,
t e g e n
1. de politie, publiekrechtelijke rechtspersoon krachtens art. 26 Politiewet 2012, voorheen de publiekrechtelijke rechtspersoon Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland,
zetelende te Den Haag,
2. G.L. Bouman, korpschef, als wettelijk vertegenwoordiger van de politie,
wonende te Den Haag,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Eprom, VTSPN, de politie en de korpschef.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 291335/HA ZA 10-1763 van de rechtbank Utrecht van 29 december 2010 en 14 december 2011;
b. het arrest in de zaak 200.104.178 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 juli 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Eprom beroep in cassatie ingesteld. De drie door Eprom uitgebrachte cassatiedagvaardingen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De politie en de korpschef hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de politie en de korpschef toegelicht door hun advocaat en mr. B.M.H. Fleuren.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping.
De advocaat van Eprom heeft bij brief van 7 november 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

3.1
Het arrest van het hof is gewezen tussen Eprom en VTSPN, een publiekrechtelijke rechtspersoon. VTSPN is met ingang van 1 januari 2013 opgegaan in de politie, een publiekrechtelijke rechtspersoon die per die datum in het leven is geroepen bij de Politiewet 2012.
De vermogensbestanddelen van VTSPN zijn op grond van art. 3 lid 1 Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012 met ingang van die datum onder algemene titel overgegaan op de politie. Op grond van art. 5 lid 1 van die wet treedt de politie in rechtsgedingen waarbij VTSPN is betrokken, met ingang van die datum in de plaats van VTSPN.
3.2
Gelet op het in 3.1 overwogene diende Eprom haar cassatieberoep te richten tegen de politie. Eprom heeft in deze zaak drie verschillende cassatiedagvaardingen uit- en aangebracht, met gelijkluidende cassatiemiddelen. Bij twee daarvan heeft zij de politie gedagvaard, bij een daarvan de korpschef als bedoeld in art. 27 lid 1 Politiewet 2012.
3.3
In haar cassatieberoep voor zover gericht tegen de korpschef is Eprom niet-ontvankelijk. Als orgaan van een rechtspersoon mist de korpschef in beginsel de bevoegdheid om zelfstandig in het burgerlijke geding als partij op te treden. Die bevoegdheid is hem niet verleend in art. 27 lid 2 Politiewet 2012, dat bepaalt dat de korpschef de politie in en buiten rechte vertegenwoordigt. Deze bepaling betreft immers slechts de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de korpschef.
3.4
De politie heeft in dit geding zich gesteld en verweer gevoerd op naam van haar korpschef. Gelet op het hiervoor in 3.1-3.3 overwogene verstaat de Hoge Raad dit aldus dat hiermee mede is bedoeld de politie zelf.

4.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart Eprom niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep voor zover gericht tegen de korpschef;
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt Eprom in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de politie begroot op € 2.552,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 december 2014.