Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
16 december 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verdachte die primair werd beschuldigd van doodslag, terwijl in een vordering tot wijziging van de tenlastelegging diefstal met geweld, met de dood ten gevolge, werd voorgesteld. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2011:BM9102) en oordeelt dat de verschillen tussen de tenlasteleggingen niet zodanig zijn dat er geen sprake kan zijn van 'hetzelfde feit' in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad stelt vast dat de juridische aard van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, niet wezenlijk verschillen. De vordering tot wijziging van de tenlastelegging werd door het Hof afgewezen, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. De uitspraak van de Hoge Raad vernietigt de beslissing van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De zaak benadrukt de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de juridische kwalificatie van feiten en de gevolgen daarvan voor de tenlastelegging.