Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Slotsom
5.Beslissing
16 december 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in eerste instantie veroordeeld voor opzetheling van ringen die door diefstal waren verkregen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de ringen in zijn tas. Het Hof had in zijn overwegingen de mogelijkheid open gelaten dat de ringen door een ander in de tas waren gestopt, maar had niet duidelijk gemaakt waarom het oordeel dat de verdachte niet wist van de ringen niet begrijpelijk was. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring ontoereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van deze onderdelen. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak van het Hof in stand blijven. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak voor een duidelijke motivering van de bewezenverklaring in strafzaken.