ECLI:NL:HR:2014:3623

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
14/00730
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van oplichting in cassatie en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van oplichting, meermalen gepleegd, in de periode van 4 juni 2010 tot en met 23 juni 2010. De verdachte had zich door middel van listige kunstgrepen en verdichtsels een geldbedrag van in totaal 50.000 euro weten te verschaffen van [betrokkene 1]. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de oplichting niet correct was gekwalificeerd. De Hoge Raad heeft de kwalificatie verbeterd naar enkelvoudige oplichting, in plaats van meermalen gepleegd. De verdediging had geklaagd over de toereikendheid van de bewijsvoering voor elk van de vijf gevallen van oplichting die volgens hen bewezen waren verklaard. De Hoge Raad oordeelde echter dat het middel steunde op een verkeerde lezing van de bestreden uitspraak, waardoor het feitelijke grondslag mistte en het beroep niet tot cassatie kon leiden. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

16 december 2014
Strafkamer
nr. S 14/00730
AJ/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 28 januari 2014, nummer 21/007785-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de motivering van het onder 1 bewezenverklaarde.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat hij:
"in de periode van 4 juni 2010 tot en met 23 juni 2010 te Baarn met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels [betrokkene 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal 50.000 (vijftigduizend) euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid tegen/aan voornoemde [betrokkene 1]
- op 4 juni 2010 gezegd dat hij onkosten had gemaakt voor het ontruimen van de voormalige woning van [betrokkene 1] en voor opslag van goederen uit die woning, en daarbij heeft gezegd dat deze kosten voor rekening van de verkoper komen, en vervolgens
- op 17 juni 2010 gevraagd of hij een geldbedrag van 10.000 (tienduizend) euro mocht lenen ten behoeve van de aankoop van een woning en vervolgens
- op 21 juni 2010 aan [betrokkene 1] gevraagd of hij een geldbedrag van 10.000 (tienduizend) euro mocht lenen ten behoeve van de aankoop van een woning, en vervolgens
- op 22 juni 2010 gevraagd of hij een geldbedrag van 10.000 (tienduizend) euro mocht lenen en vervolgens
- op 23 juni 2010 gevraagd of hij een geldbedrag van 10.000 (tienduizend) euro mocht lenen,
en voorts gezegd dat hij de geldbedragen snel zou terugbetalen,
en daarbij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat [betrokkene 1] in verdachte had uit hoofde van zijn functie/beroep als makelaar en daarbij misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, wetenschap omtrent de geestelijke gesteldheid (de persoonlijkheidsstoornis) van [betrokkene 1], waardoor zij werd bewogen tot bovenomschreven afgifte."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 zijn weergegeven.
2.2.3.
Het onder 1 bewezenverklaarde is gekwalificeerd als "oplichting, meermalen gepleegd." Gelet op de bewezenverklaring en de inhoud der gebezigde bewijsmiddelen had het bewezenverklaarde evenwel moeten worden gekwalificeerd als "oplichting". De Hoge Raad leest de kwalificatie verbeterd.
2.3.
Blijkens de toelichting gaat het middel ervan uit dat vijf gevallen van oplichting zijn bewezenverklaard en klaagt het over de toereikendheid van de bewijsvoering van elk van die gevallen. Uit hetgeen hiervoor onder 2.2.3 is overwogen volgt evenwel dat het middel steunt op een verkeerde lezing van de bestreden uitspraak zodat het feitelijke grondslag mist en derhalve niet tot cassatie kan leiden.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 december 2014.