ECLI:NL:HR:2014:3617

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
13/00905
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging wegens ontoereikende motivering in verduisteringszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld voor verduistering, gepleegd op 3 september 2009, en kreeg een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis. De strafoplegging was gemotiveerd door een uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit bleek dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor strafbare feiten. De Hoge Raad oordeelde echter dat de vaststelling dat de verdachte eerder was veroordeeld, niet zonder meer begrijpelijk was, aangezien het uittreksel daarvoor geen steun bood. Dit leidde tot de conclusie dat de strafmotivering ontoereikend was.

De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, had middelen van cassatie voorgesteld, en de Advocaat-Generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging en terugwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat het eerste middel niet tot cassatie kon leiden, maar het tweede middel, dat betrekking had op de strafmotivering, werd terecht voorgesteld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering van strafopleggingen en de noodzaak voor rechters om voldoende bewijs te leveren voor hun beslissingen, vooral wanneer eerdere veroordelingen worden ingeroepen ter ondersteuning van de strafmaat. De zaak illustreert ook de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid en het bevorderen van de rechtseenheid in Nederland.

Uitspraak

16 december 2014
Strafkamer
nr. S 13/00905
CB/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 februari 2013, nummer 22/006178-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.

2 Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
3.2.
De verdachte is ter zake van "medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft", gepleegd op 3 september 2009, veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis. De strafoplegging is onder meer als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 januari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen."
3.3.
De vaststelling dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie van 9 januari 2013 "eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten", is niet zonder meer begrijpelijk aangezien voormeld uittreksel daarvoor geen steun biedt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
3.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 december 2014.