ECLI:NL:HR:2014:3595

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
14/04005
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep in bruikleenovereenkomst woonhuis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door [eiser] c.s. tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een bruikleenovereenkomst voor een woonhuis en de vraag of een vergoeding moet worden aangemerkt als tegenprestatie in de zin van artikel 7:201 BW. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland en een arrest van het hof. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 80a RO, omdat de eisers klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep. De advocaat van [eiser] c.s. heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk en veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Camelot op nihil zijn begroot.

Uitspraak

12 december 2014
Eerste Kamer
14/04005
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
2. [eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool,
t e g e n
CAMELOT BEHEER B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en Camelot.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/16/364282/KG ZA 14-154 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 9 april 2014;
b. het arrest in de zaak 200.147.161 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 mei 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Camelot is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 3 november 2014 op dit standpunt gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 4-6).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Camelot begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
12 december 2014.