Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
9 december 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 24 augustus 2012. Het Hof had een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken opgelegd, maar geen taakstraf, omdat de verdachte eerder was veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren in een vergelijkbare zaak. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onjuist had geoordeeld over de mogelijkheid om een taakstraf op te leggen. Volgens artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kan een taakstraf alleen worden uitgesloten als aan de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het feit een taakstraf is opgelegd en deze daadwerkelijk is verricht of de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen. In dit geval was de eerdere veroordeling pas onherroepelijk geworden na het plegen van het nieuwe feit, waardoor de eerdere taakstraf niet in de weg stond aan het opleggen van een nieuwe taakstraf. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de straf.