Uitspraak
wonende op Curaçao,
wonende op Curaçao,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
5 december 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een vordering tot ontruiming van een woning die was gebouwd op huurgrond in Curaçao. De verzoekster, wonende op Curaçao, had beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dit vonnis was op 12 februari 2013 gewezen en volgde op eerdere vonnissen van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 18 april 2011 en het hof van 29 mei 2012. De verzoekster werd in de procedure bijgestaan door haar advocaat, mr. A.H.M. van den Steenhoven, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door de advocaten mr. J.W.H. van Wijk en mr. G.C. Nieuwland.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de verzoekster in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bevestigd.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoekster verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 380,34 aan verschotten en € 1.100,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.