ECLI:NL:HR:2014:3516

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2014
Publicatiedatum
4 december 2014
Zaaknummer
14/05139
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 september 2014. De Centrale Raad van Beroep had eerder de hoger beroepen van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Limburg verworpen, waarbij de Minister van Financiën was verzocht om de inschaling van belanghebbende met terugwerkende kracht te herzien. Tevens was er een verzoek tot vergoeding van schade afgewezen. De Hoge Raad heeft in deze zaak de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad enkel kennisnemen van een beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter indien dit bij wet is bepaald. In dit geval was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep mogelijk maakte. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

5 december 2014
Nr. 14/05139
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 4 september 2014, nrs. 14/1533AW en 14/1534AW, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Limburg (nrs. 13/1917 en 13/3404) betreffende de weigering van de Minister van Financiën om de inschaling van belanghebbende met terugwerkende kracht te herzien, alsmede de afwijzing van het verzoek tot vergoeding van schade.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep als de onderhavige. Het beroep in cassatie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2014.