Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2013 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven -:
Ik ben het niet eens met het vonnis van de politierechter. In de Romacultuur is het een probleem om meisjes van twaalf jaren en ouder bij jongens in een schoolklas te plaatsen. Ik ben geen slechte moeder voor mijn kinderen. U, voorzitter, vraagt of het klopt dat mijn dochter in de ten laste gelegde periode niet ingeschreven stond bij een school. Ik antwoord dat dit klopt. Dat is heel normaal in onze cultuur.
Ik heb niet gezegd dat ik een vrouw ken die een school heeft waar enkel meisjes naartoe gaan. Ik heb gezegd dat ik weet dat er in Amsterdam en Nieuwegein dergelijke scholen zijn. Ik vraag mij af hoe het kan dat die steden wel een oplossing zoeken voor het probleem en de gemeente Ede niet. Mijn zus woont in Nieuwegein, maar ik heb niet veel contact met haar. U vraagt mij of het mogelijk is dat mijn dochter doordeweeks bij mijn zus verblijft en in Nieuwegein naar school gaat. Ik antwoord dat de gemeente Ede dit probleem maar moet oplossen. Ik hoor u zeggen dat het aan mij is om een oplossing voor mijn probleem te vinden en dat de gemeente dat niet zonder meer hoeft te doen. Ik ben van mening dat dit wel een taak is voor de gemeente, omdat dit zo in de wet staat.
De raadsvrouw van verdachte deelt mede - zakelijk weergegeven -:
Ik toon u brieven waaruit blijkt dat mijn cliënt wel het een en ander heeft ondernomen om een school te vinden. (...)
De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven -:
Het klopt dat mijn dochter nu nog niet naar school gaat. Ze krijgt wel computerles en Engels. Ik wacht af tot de gemeente een oplossing bedenkt. Mijn kinderen moeten naar school gaan in hun woonplaats. Ik woon niet in Nieuwegein, moet ik daar soms gaan wonen? Ik ben niet de enige met dit probleem. (...)
De raadsvrouw van verdachte voert het woord ter verdediging en deelt mede - zakelijk weergegeven -:
Ik heb een rapport daterend uit 2012, genaamd Roma en schoolverzuim, mee van het Trimbosinstituut. Er is heel uitvoerig onderzoek gedaan naar dit probleem. De conclusie luidt dat het beste begeleiding vanuit de gemeente kan worden opgezet, om ouders te laten overtuigen dat hun kinderen naar school moeten. Ik leg dit rapport niet over. In de onderhavige zaak is een heleboel geprobeerd. Mijn cliënt is een alleenstaande moeder. Hoe zit het nu met de vrijstelling? In Nieuwegein was een project voor Roma meiden. Zij kregen onder andere computerles en moeders konden naar maatschappelijk werk. Ik heb begrepen dat dit project niet meer bestaat. Ook niet in Amsterdam. Op grond van artikel 5 van de Leerplichtwet is een vrijstelling gevraagd. De onmogelijke situatie doet zich voor, dat er in 2011 of 2012 vrijstelling is gevraagd, waarop de gemeente het verzoek heeft afgewezen. De gemeente gaf aan dat deze beslissing voor beroep vatbaar was.
Ik heb daarop bezwaar aangetekend. Dit bezwaar is afgewezen, want ik had in beroep moeten gaan bij de bestuursrechter Arnhem. De bestuursrechter heeft geoordeeld dat het beroep gegrond was, maar dat mijn cliënt niet-ontvankelijk verklaard diende te worden.
Ik zat ook met mijn handen in het haar. De gemeente Ede is op dit gebied onhandig bezig. Het feit zoals dat ten laste is gelegd kan worden bewezen, dat realiseer ik me. Binnen de Romacultuur zijn verschillende stromingen. Niet elke Roma beleeft op dezelfde manier het geloof. Mijn cliënt is religieus van aard. Als Madonna naar een gemengde school gaat, dan zou zij binnen haar stroming niet meer dezelfde behandeling krijgen als meisjes die zich wel aan de voorschriften houden. Zij komt dan in contact met jongens en dat levert problemen op. Dit weegt voor mijn cliënt verschrikkelijk zwaar. Ze verknoeit het leven van haar dochter als ze haar naar een reguliere school laat gaan. Ik herhaal het beroep op overmacht dat ik ten overstaan van de kantonrechter heb gedaan. Onder de geschetste omstandigheden heeft cliënt het recht om zelf in te grijpen tegen een onveilig, onrustig schoolklimaat en te zorgen voor rust en veiligheid voor haar dochter. Ze heeft een zorgplicht. Op grond van deze plicht komt haar een beroep in de zin van noodtoestand toe. Ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten volgen."