In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De zaak betreft de Gemeente 's-Hertogenbosch, die in cassatie ging tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad heeft de vraag beantwoord of de gemeente recht heeft op aftrek van omzetbelasting in verband met de bouw van een stadskantoor. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van het Hof van Justitie van 10 september 2014, waarin werd vastgesteld dat artikel 5, lid 7, sub a, van de Zesde richtlijn van toepassing is in situaties waarin een gemeente een gebouw in gebruik neemt dat zij op eigen grond heeft laten bouwen. De Hoge Raad concludeert dat de gemeente recht heeft op een aanvullende teruggaaf van € 270.721, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en de beschikking van de Inspecteur, en verleent aan de gemeente een teruggaaf van € 288.032. Tevens worden de kosten van de gedingen in cassatie en voor het Hof vergoed aan de gemeente. Dit arrest is gewezen door vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren D.G. van Vliet en E.N. Punt, en is openbaar uitgesproken op 28 november 2014.