Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
25 november 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 3 december 2013 is gewezen. De zaak betreft een strafzaak met nummer 21/004899-12. De verdachte, geboren in 1988, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. R.I. Takens, gevestigd te Amsterdam. In de schriftelijke verdediging is een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht en daar deel van uitmaakt. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening is dat het cassatieberoep niet gegrond is.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt en het beroep verwerpt.
De beslissing is op 25 november 2014 genomen en het arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij ook de waarnemend griffier J.D.M. Hart aanwezig was. Het arrest is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2014:3420 en is toegankelijk via Rechtspraak.nl.