ECLI:NL:HR:2014:3381

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
14/00333
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake profijtontneming

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 19 november 2013 werd gedaan. De betrokkene, geboren in 1964, had een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Hoge Raad voorgelegd. Echter, de betrokkene had niet tijdig door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend, wat in strijd is met de wettelijke vereisten zoals vastgelegd in artikel 437, tweede lid, in verbinding met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt concludeerde tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en verklaarde de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep. Dit arrest werd uitgesproken op 25 november 2014 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

25 november 2014
Strafkamer
nr. 14/00333 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 19 november 2013, nummer 24/000566-09, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h van het Wetboek van Strafvordering, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 november 2014.