ECLI:NL:HR:2014:3335

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
20 november 2014
Zaaknummer
14/03302
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in bestuursrechtelijke en belastingrechtelijke zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft een hoger beroep dat was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage, die betrekking had op een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Libari.

Uitspraak

21 november 2014
Nr. 14/03302
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 9 mei 2014, nr. 12/673 WIA, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nr. 11/7988) betreffende een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Libari, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2014.