In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De Rechtbank had op 26 juni 2014 uitspraak gedaan in een verzet tegen een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over de periode van 7 september 2011 tot en met 6 september 2012. Het beroep in cassatie werd ingediend, maar het beroepschrift bevatte niet de benodigde gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen door middel van aangetekende brieven op 25 augustus 2014 en 2 oktober 2014. Deze brieven zijn volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald, maar belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om het verzuim te herstellen.
De Hoge Raad heeft vervolgens geoordeeld dat, nu herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig. Dit arrest benadrukt het belang van het indienen van een volledig beroepschrift in cassatie, inclusief de gronden van het beroep.