ECLI:NL:HR:2014:3328

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
20 november 2014
Zaaknummer
14/00440
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 december 2013. De belanghebbenden, die in deze zaak betrokken zijn, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die hen over het jaar 1996 waren opgelegd. Deze navorderingsaanslagen waren het resultaat van een hoger beroep van de Inspecteur tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Haarlem. De belanghebbenden hebben hun zaak laten toelichten door hun advocaten, mr. R.W.J. Kerckhoffs en mr. A.J.C. Perdaems, tijdens de zitting.

De Hoge Raad heeft de ingediende middelen van de belanghebbenden beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor een nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof bevestigde en het beroep in cassatie ongegrond verklaarde.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet door een van de partijen vergoed hoeven te worden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de raadsheren, waarbij de voorzitter, J.A.C.A. Overgaauw, verhinderd was om het arrest zelf te ondertekenen, waardoor mr. P.M.F. van Loon dit heeft gedaan.

Uitspraak

21 november 2014
Nr. 14/00440
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X1]en
[X2]beiden te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 12 december 2013, nrs. 11/00280 en 11/00281, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 09/5866 en 09/5868) betreffende de aan belanghebbenden over het jaar 1996 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben de zaak mondeling doen toelichten door mr. R.W.J. Kerckhoffs en mr. A.J.C. Perdaems, advocaten te Breda.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2014.
De voorzitter is verhinderd het arrest te ondertekenen. In verband daarmee is het arrest ondertekend door mr. P.M.F. van Loon.