Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
18 november 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie dat is ingesteld door de betrokkene tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 november 2012. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1981, heeft geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep. De Hoge Raad heeft vervolgens beoordeeld of de betrokkene ontvankelijk was in zijn beroep. Aangezien de betrokkene niet tijdig door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft ingediend, is niet voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, in verbinding met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de betrokkene niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft op 18 november 2014 het arrest gewezen, waarin de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard in het beroep.