Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
De vrouw heeft verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.Beslissing
14 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de partneralimentatie tussen een man en een vrouw, die van augustus 2000 tot 5 februari 2009 gehuwd waren. De man had in eerste instantie verzocht om de partneralimentatie, die bij beschikking van de rechtbank Amsterdam op 7 april 2010 was vastgesteld op € 2.300 per maand, te verlagen naar nihil. De rechtbank had de alimentatie echter verlaagd naar € 1.410 per maand. De man ging in hoger beroep, waarbij hij de alimentatie voor de periode van 5 februari 2009 tot 1 januari 2011 op € 1.050 per maand wilde vaststellen. De vrouw verzocht om de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft de alimentatie voor de periode van 5 februari 2009 tot 8 oktober 2010 vastgesteld op € 1.050 per maand, maar de verzoeken van de man voor de periode van 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011 afgewezen. De man stelde dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd was getreden door de alimentatie voor deze periode te verlagen, aangezien de vrouw geen incidenteel beroep had ingesteld tegen de eerdere beschikking van de rechtbank.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof inderdaad buiten de grenzen van de rechtsstrijd was getreden en vernietigde de beschikking van het hof, maar alleen voor de periode van 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011. De Hoge Raad herstelde de alimentatie voor deze periode naar € 1.410 per maand, zoals oorspronkelijk door de rechtbank was vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt de grenzen van de rechtsstrijd in alimentatiezaken en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de verzoeken van partijen.