Uitspraak
wonende te [woonplaats], Duitsland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beslissing
14 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over een koopovereenkomst met betrekking tot een boerderij. De eisers, bestaande uit vier personen, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden. Dit arrest was eerder gewezen op 24 april 2012 en betrof een geschil over non-conformiteit van de verkochte boerderij, waarbij asbestvervuiling een belangrijke rol speelde. De eisers stelden dat de verkoper, [verweerder], wetenschap had van de asbestvervuiling, wat hen zou moeten vrijwaren van de gevolgen van de koopovereenkomst.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de eisers niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het gerechtshof heeft bekrachtigd, en dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.
In de beslissing heeft de Hoge Raad ook de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de verweerder begroot op een totaal van € 4.086,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot, en de zaak is behandeld door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion.