ECLI:NL:HR:2014:3158

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
12/03339
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over openlijk in vereniging gepleegd geweld en schadevergoeding aan benadeelde partijen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van openlijk in vereniging geweld te hebben gepleegd op 29 maart 2007 in Amsterdam, waarbij verfbommen werden gegooid naar politieagenten en andere personen. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte en zijn mededaders zich schuldig hadden gemaakt aan deze geweldpleging, wat door de Hoge Raad werd bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof over de bewezenverklaring van het openlijk in vereniging geplegen geweld niet onbegrijpelijk was en voldoende gemotiveerd.

Daarnaast werd in de zaak de ontvankelijkheid van benadeelde partijen besproken. De benadeelde partij, een particulier, had schadevergoeding gevorderd voor de schade aan zijn auto door de verfbommen. Het Hof had deze vordering toegewezen, wat de Hoge Raad bevestigde. Echter, de vordering van de benadeelde partij Regiopolitie Amsterdam-Amstelland voor reinigingskosten van ME-uniformen werd door de Hoge Raad vernietigd, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De Hoge Raad oordeelde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in haar vordering voor deze kosten.

Tot slot werd ook de redelijke termijn in de cassatiefase besproken, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat deze was overschreden, maar geen rechtsgevolgen aan deze constatering verbond. De Hoge Raad vernietigde enkele onderdelen van het arrest van het Hof, maar verwierp het beroep voor het overige.

Uitspraak

11 november 2014
Strafkamer
nr. 12/03339
Hoge Raad der nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 juni 2012, nummer 23/003533-07, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat blijkens de "akte van intrekking cassatie" van 9 september 2013 niet is gericht tegen de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partij Algemene Woningbouwvereniging (thans Stadsgenoot) en de benadeelde partij Gemeente Amsterdam, stadsdeel Oud-Zuid - is ingesteld door de verdachte. Blijkens de akte is het beroep evenmin gericht tegen "alle deelvrijspraken, gegeven onder 2"; daaraan moet evenwel, gelet op HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1610, worden voorbijgegaan. Namens de verdachte heeft mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Tenlastelegging en bewezenverklaring

2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"2 primair:
hij op of omstreeks 29 maart 2007 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Karel du Jardinstraat en/of de Hendrick de Keijserstraat en/of de Rustenburgerstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd door
- een of meer verfbommen tegen/in de richting van [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] te gooien en/of
- een of meer verfbommen tegen (de gevel van) een pand van de gemeente Amsterdam, Stadsdeelkantoor Oud-Zuid te gooien en/of
- een of meer verfbommen tegen 10, althans één of meer voertuig(en) van de Mobiele Eenheid en/of 25, althans één of meer ME-uniform(en) en/of 27, althans één of meer ME-schildhoez(en) te gooien en/of
- een of meer kraaienpoten op het wegdek te strooien/gooien waardoor de banden van een auto van brandweer van de gemeente Amsterdam lek werden en/of
- een caravan om te gooien en/of
- een of meer barricades in brand te steken
en/of
hij op of omstreeks 29 maart 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
a)- de kleding en/of schoenen van [verbalisant 1] en/of
- de kleding en/of schoenen van [verbalisant 2] en/of
- de kleding en/of schoenen van [verbalisant 3] en/of
- de kleding en/of schoenen van [verbalisant 4] en/of
- (de gevel van) een pand van de gemeente Amsterdam, Stadsdeelkantoor Oud-Zuid en/of
- 10, althans één of meer voertuig(en) van de Mobiele Eenheid en/of 25, althans één of meer ME-uniform(en) en/of 27, althans één of meer ME-schildhoez(en)
b) (3 autobanden van) een voertuig van de brandweer Amsterdam en/of
c) een caravan
in elk geval enig goed, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
a) één of meer verfbom(men) tegen/in de richting van
- voornoemde perso(o)n(en) en/of
- ( de gevel van) voornoemd pand en/of
- voornoemde voertuig(en) en/of uniform(en) en/of schildhoez(en) te gooien en/of
b) kraaienpoten op het wegdek te strooien en/of
c) voornoemde caravan om te gooien;
2 subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 29 maart 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
a)- de kleding en/of schoenen van [verbalisant 1] en/of
- de kleding en/of schoenen van [verbalisant 2] en/of
- de kleding en/of schoenen van [verbalisant 3] en/of
- de kleding en/of schoenen van [verbalisant 4] en/of
- (de gevel van) een pand van de gemeente Amsterdam, Stadsdeelkantoor Oud-Zuid en/of
- 10, althans één of meer voertuig(en) van de Mobiele Eenheid en/of 25, althans één of meer ME-uniform(en) en/of 27, althans één of meer ME-schildhoez(en)
b) (3 autobanden van) een voertuig van de brandweer Amsterdam en/of
c) een caravan,
in elk geval enig goed, toebehorende aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
a. a) één of meer verfbom(men) tegen/in de richting van
- voornoemde perso(o)n(en) en/of
- ( de gevel van) voornoemd pand en/of
- voornoemde voertuig(en) en/of uniform(en) en/of schildhoez(en) te gooien en/of
b) kraaienpoten op het wegdek te strooien en/of
c) voornoemde caravan om te gooien
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 maart 2007 te Amsterdam opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door verfbom(men) te verschaffen en/of kraaienpoten te verschaffen."
2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 29 maart 2007 te Amsterdam met anderen, op of aan de openbare weg, de Karel du Jardinstraat en de Hendrick de Keijserstraat en de Rustenburgerstraat openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd door
- verfbommen tegen/in de richting van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] te gooien en
- verfbommen tegen voertuigen van de Mobiele Eenheid en ME-uniformen en ME-schildhoezen te gooien
en
hij op 29 maart 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk
a) - de kleding en schoenen van [verbalisant 1] en
- de kleding en schoenen van [verbalisant 2] en
- de kleding van [verbalisant 3] en
- de kleding en schoenen van[verbalisant 4] en
- voertuigen van de Mobiele Eenheid en ME-uniformen en ME-schildhoezen heeft beschadigd door
a) verfbommen tegen/in de richting van
- voornoemde personen en
- voornoemde voertuigen en uniformen en schildhoezen te gooien."

3.Beoordeling van het derde middel

3.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring ontoereikend, althans onbegrijpelijk is gemotiveerd, voor zover is bewezenverklaard dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd door verfbommen te gooien tegen de in de bewezenverklaring bij naam genoemde personen.
3.2.
Het Hof heeft de tenlastelegging wat het eerste gedeelte van het primair tenlastegelegde betreft, klaarblijkelijk aldus verstaan dat daarin aan de verdachte onder meer wordt verweten dat hij zich op of omstreeks 29 maart 2007 te Amsterdam tezamen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de – in tijd voortdurende – openlijke geweldpleging tegen personen en goederen, bestaande dit geweld onder meer uit het, op of aan de Karel du Jardinstraat en/of de Henrick de Keijserstraat en/of de Rustenburgstraat, gooien van verfbommen tegen en/of in de richting van een of meer van de in de tenlastelegging bedoelde goederen en/of een of meer van de in de tenlastelegging bedoelde groep bij naam genoemde personen. Deze uitleg is niet onverenigbaar met de bewoordingen van de tenlastelegging en moet in cassatie worden geëerbiedigd.
3.3.
Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan het volgende worden afgeleid.
i) Vanuit de panden gelegen aan de Henrick de Keijserstraat 30, de Henrick de Keijserstraat 17 en de Rustenburgstraat 265 worden door personen die zich in deze panden bevinden en die zich daarbij steeds in gezichts- en/of lichaamsverhullende kleding vertonen, verfbommen gegooid naar zich op straat bevindende personen en voorwerpen.
ii) Vanuit het pand gelegen aan de Henrick de Keijserstraat 17 wordt onder meer een verfbom gegooid in de richting van [verbalisant 4]. [verbalisant 4] ziet dat de werper een vrouw betreft die een zwarte trui met capuchon draagt.
iii) Vanuit het pand gelegen aan de Rustenburgstraat 265 worden verfbommen gegooid naar [verbalisant 5] en Maijer, die zien dat de werper een blanke man is die een camouflagejas en een bivakmuts draagt.
iv) Vanuit het pand gelegen aan de Henrick de Keijserstraat 30 worden door personen die zich op de derde etage van dit pand bevinden verfbommen gegooid, onder meer in de richting van [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. Toen [verbalisant 2] werd bekogeld stonden twee personen in het raam en op het moment dat [verbalisant 3] werd bekogeld stonden er nog steeds twee. [verbalisant 3] verklaart dat hij zag dat deze twee personen in het zwart waren gekleed met enkel hun ogen onbedekt, dat hij aan de manier van gooien zag dat het om twee vrouwen ging en dat hij zag dat een gezet was en de ander vrij klein. Hij verklaart voorts dat hij de indruk heeft gekregen dat de gezette vrouw de hem bekende [medeverdachte 4] betrof en dat hij de twee personen die nadien in dit pand zijn aangehouden heeft herkend als de hem bekende [medeverdachte 4] en de hem bekende N.N. persoon met krakersnaam [naam].
v) Omstreeks 15:30 uur nemen de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] waar dat door diverse personen vanuit diverse panden gelegen in de straten Henrick de Keijserstraat en Rustenburgstraat voorwerpen worden gegooid uit de ramen, in de richting van voertuigen van de Mobiele Eenheid. Zij nemen waar dat vanuit het pand gelegen aan de Henrick de Keijserstraat 17 door een tweetal personen diverse malen verfbommen worden gegooid die terecht komen op de aanwezige waterwerper.
vi) In de middag worden de zich op dat moment in de desbetreffende panden bevindende personen aangehouden.
[medeverdachte 4] en de vrouwelijke medeverdachte aangeduid als NN1290320771650 worden in het perceel Henrick de Keijserstraat 30 aangehouden. Bij haar aanhouding was [medeverdachte 4] in het bezit van een portofoon die besmeurd was met verf gelijk aan de kleur van de verfbommen die uit het perceel werden gegooid.
vii) De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] worden in het perceel Henrick de Keijserstraat 17 aangehouden. Hun kleding is besmeurd met verf die gelijk is aan de kleur van de verfbommen die uit het perceel werden gegooid. De verdachte is tevens in het bezit van met verf besmeurde bivakmuts en handschoenen en medeverdachte [medeverdachte 1] is in het bezit van een portofoon die gelijk is aan die van medeverdachte
[medeverdachte 4].
3.4.
Uitgaande van de in 3.2 weergegeven uitleg van de tenlastelegging en gelet op de door het Hof vastgestelde feiten en omstandigheden, is zijn oordeel dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de in de bewezenverklaring bij naam genoemde personen, door – onder meer – verfbommen te gooien, niet onbegrijpelijk en is het toereikend gemotiveerd. Voor zover het middel hierover klaagt, is het tevergeefs voorgesteld.

4.Beoordeling van het zevende middel

4.1.
Het middel klaagt onder meer over het in de beslissing van het Hof besloten liggende oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde partij] ontvankelijk is in zijn vordering tot vergoeding van de door hem geleden schade. Daartoe is aangevoerd dat die schade niet een rechtstreeks gevolg is van de ten laste van de verdachte bewezen verklaarde feiten.
4.2.
Het Hof heeft, voor zover hier van belang, de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 240,– toegewezen ter vergoeding van de geleden materiële schade en de verdachte, zijnde hoofdelijk aansprakelijk voor dat bedrag, veroordeeld tot betaling daarvan aan de benadeelde partij. In het bestreden arrest is daaromtrent het volgende overwogen:
"Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg tijdig in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,00 voor het ontdoen van haar auto en van het dak van de cabriolet van verfspatten (€ 240,00 respectievelijk €160,00). Op deze vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet beslist. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft toewijzing gevorderd van € 240,00 en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De verdachte heeft de vordering betwist.
Het hof acht voldoende aangetoond dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte, en wel tot een bedrag van € 240,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting, uit de stukken van het dossier en de vordering van de benadeelde partij onvoldoende gebleken dat de schade rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partij zal voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard."
4.3.
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een 'Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces' op naam van [benadeelde partij]. Dit formulier houdt in dat de benadeelde partij vergoeding vordert van de schadeposten 'verwijderen verf € 240,-' en 'reinigen dak ± € 160,-'. Deze vordering heeft hij in het voegingsformulier als volgt toegelicht:
"Mijn auto is beschadigd door de verfbommen die gegooid zijn door de krakers tijdens de ontruiming. De verfspetters waren niet te verwijderen met water/hogedrukspuit, dus ik was genoodzaakt dit door een gespecialiseerd autopoetsbedrijf te laten doen. De verf zat over de gehele rechterkant van de wagen, de wielen, velgen, bumpers, ramen, deuren en op het linnen cabriodak en de motorkap. Zeer lastig te verwijderen. Vlekken op het dak waarsch[ijnlijk] nooit helemaal te verwijderen."
4.4.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] heeft klaarblijkelijk betrekking op schade die is geleden in verband met het openlijk in vereniging geweld plegen, zoals tenlastegelegd onder 2 primair, eerste gedeelte. Voor de ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij is ingevolge art. 51a Sv en art. 361, tweede lid onder b, (oud) Sv vereist dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit.
4.5.
Het Hof heeft klaarblijkelijk op grond van de uit de bewijsmiddelen blijkende gedragingen van de verdachte en zijn mededaders – welke erop neerkomen dat zij deel uitmaakten van een groep personen in gezichts- en/of lichaamsverhullende kleding die geweld heeft gepleegd door vanuit percelen gelegen aan de Henrick de Keijserstraat en de Rustenburgerstraat verfbommen te gooien naar zich op straat bevindende personen en voorwerpen – geoordeeld dat de door [benadeelde partij] geleden schade aan zijn auto in zodanig nauw verband staat met het bewezenverklaarde (openlijk) in vereniging geweld plegen, dat die schade door deze geweldpleging rechtstreeks aan hem is toegebracht als bedoeld in art. 51a en art. 361, tweede lid onder b, (oud) Sv. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk. Het middel is in zoverre tevergeefs voorgesteld.

5.Beoordeling van het achtste middel

5.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte aan de benadeelde partij Politie Amsterdam-Amstelland een bedrag van € 3.779,– heeft toegewezen ter zake van schade bestaande in kosten voor het reinigen van kleding van de mobiele eenheid.
5.2.
Het Hof heeft de vordering van de benadeelde partij Politie Amsterdam-Amstelland toegewezen tot een bedrag van € 3.779,– ter zake van materiële schade en de verdachte veroordeeld dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Het Hof heeft aan de verdachte tevens de verplichting als bedoeld in art 36f Sr opgelegd dat bedrag aan de staat te betalen ten behoeve van de Politie Amsterdam-Amstelland, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 48 dagen hechtenis. Het bestreden arrest houdt de volgende overwegingen in:
Vordering van de benadeelde partij Regiopolitie Amsterdam-Amstelland
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.462,08. De vordering betreft de vervangingswaarde van ME-uniformen en schildhoezen en de kosten van reiniging van ME-voertuigen. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft toewijzing gevorderd van een bedrag van € 3.779,00 en niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De verdachte heeft de vordering betwist.
Naar het oordeel van het hof is onvoldoende komen vast te staan dat de met verf bespatte ME-uniformen vervangen moesten worden en dat niet kon worden volstaan met de reiniging hiervan. De reinigingskosten zijn het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en het gedeelte van de vordering groot € 3.779,00 is daarom voor toewijzing vatbaar. De benadeelde partij zal voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor zover de vordering de kosten van reiniging van de voertuigen betreft, acht het hof de vordering onvoldoende onderbouwd. Behandeling van de vordering levert daarom in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan voor dat deel niet in haar vordering worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.”
5.3.
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een 'Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces' op naam van Regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Dit formulier houdt niet in dat de benadeelde partij vergoeding vordert van kosten gemaakt voor het reinigen van ME-kleding en overtrekken van ME-schilden. Het Hof heeft dus ten onrechte beslist dat die schade vergoed moet worden en eveneens ten onrechte ter zake daarvan aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Voor zover het middel daarover klaagt is het terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal zelf de zaak om doelmatigheidsredenen afdoen.

6.Beoordeling van het tiende middel

6.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
6.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van drie dagen en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

7.Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

8.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

9.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover het Hof heeft beslist dat de verdachte aan de benadeelde partij Regiopolitie Amsterdam-Amstelland een bedrag van € 3.779,– moet betalen als vergoeding voor materiële schade en verklaart de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk in haar vordering;
vernietigt de bestreden uitspraak voorts voor zover aan de verdachte de verplichting is opgelegd om aan de staat ten behoeve van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland een bedrag van € 3.779,– te betalen bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 48 dagen hechtenis;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 november 2014.