ECLI:NL:HR:2014:3156

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2014
Zaaknummer
13/05729
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof Amsterdam wegens schending van de procesorde

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat op 17 oktober 2013 was uitgesproken. De advocaat van de verdachte, mr. G.J. van Oosten, had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof het verzoek van de raadsman tot aanhouding van de behandeling van de zaak ten onrechte had afgewezen. De dagvaarding van de verdachte was op 26 september 2013 uitgereikt, maar de in de wet voorgeschreven termijn van tien dagen was niet in acht genomen. Er was geen bewijs dat de verkorting van de termijn met toestemming van de verdachte had plaatsgevonden. Bovendien was de verdachte niet verschenen op de terechtzitting, wat betekende dat het Hof het onderzoek had moeten schorsen. Het voortzetten van het onderzoek na het verlenen van verstek tegen de niet verschenen verdachte was in strijd met de behoorlijke procesorde.

De Hoge Raad concludeerde dat het verzuim zo ernstig was dat het leidde tot de nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak. Daarom kon de bestreden uitspraak niet in stand blijven. De overige middelen behoefden geen bespreking, en de Hoge Raad besloot de zaak terug te wijzen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat deze opnieuw op het bestaande hoger beroep kon worden berecht en afgedaan.

Uitspraak

11 november 2014
Strafkamer
nr. S 13/05729
IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 17 oktober 2013, nummer 23/003487-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.J. van Oosten, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde deze op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof het verzoek van de raadsman van de verdachte tot aanhouding van de behandeling van de zaak ten onrechte althans onvoldoende met redenen omkleed heeft afgewezen.
2.2.
Volgens de akte van uitreiking – gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om op de terechtzitting van het Hof van 3 oktober 2013 terecht te staan – is deze op 26 september 2013 uitgereikt op de wijze zoals is voorgeschreven in art. 588, derde lid onder c, Sv. De in art. 413, eerste lid eerste volzin, Sv voorgeschreven termijn van tien dagen is dus niet in acht genomen.
2.3.
Nu de stukken van het geding niets inhouden waaruit zou kunnen volgen dat de verkorting van de termijn heeft plaatsgevonden met toestemming van de verdachte en blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting de verdachte daar niet is verschenen, had het Hof het onderzoek ter terechtzitting op grond van art. 413 Sv in samenhang met art. 265, derde lid, Sv dienen te schorsen. Het Hof heeft het onderzoek ter terechtzitting echter voortgezet nadat verstek tegen de niet verschenen verdachte was verleend.
Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak oplevert.
2.4.
Het middel is dus terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 november 2014.