Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"6. Een proces-verbaal van verhoor, in wettelijke vorm opgemaakt d.d. 26 mei 2010 door [verbalisant 1], hoofdagent, en [verbalisant 2], brigadier, dossierpagina's 124-128, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende, de navolgende verklaring van verdachte [verdachte]:
(...)
Op het moment dat wij het terrein van de Geffense plassen af wilden rijden, werd er een grijze schuifpoort gesloten door een vrouw die in het paars of donkerblauw gekleed was. Ik dacht althans dat ze een paarse of donkerblauwe trui droeg. Ik weet niet meer exact wat er daarna is gebeurd. Ik weet nog dat wij door de poort zijn gereden. Wij hebben de poort nog geraakt, maar ik weet niet hoe dit exact is gegaan. Vanaf het terrein zijn wij linksaf gereden in de richting van Geffen.
(...)
7. Een proces-verbaal van verhoor, in wettelijke vorm opgemaakt d.d. 26 mei 2010 door [verbalisant 3], hoofdagent, en [verbalisant 2], brigadier, dossierpagina's 130-136, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende, de navolgende verklaring van verdachte [verdachte]:
(...)
(p. 133)
V: Wanneer zag je de poort?
A: Dit was pas tien meter voor de poort.
V: Hoe hard reden jullie?
A: Ik weet het niet precies. Ik weet wel dat het harder was als op het parkeerterrein. Dit zal ongeveer 20 kilometer harder zijn geweest.
V: Wat voor een poort was het?
A: Dit was een ijzeren schuifpoort met tralies. Ik denk dat de poort de hele weg af kan sluiten.
V: Hoe ging die poort dan dicht?
A: De poort schoof langzaam dicht. Ik zag dat er een vrouw bij de poort stond.
V: Waar stond de vrouw?
A: Ik weet het niet meer precies. De vrouw zal de poort wel hebben dichtgeschoven.
V: Hoe ver zat de poort dicht toen jullie daar aankwamen?
A: De auto kon er net doorheen. Ik zag dat de vrouw achteruit viel. Ze viel meteen op de grond. Ik weet niet waardoor zij op de grond is gevallen. Dit kan door de auto zijn gekomen of door het hek.
(p. 134)
V: Wat was de afstand tussen de voeten van de vrouw en het hek toen de vrouw op de grond lag?
A: Dat weet ik echt niet meer. Ik weet alleen zeker dat het hoofd van de vrouw richting de Heesterseweg lag.
V: Wat is er vervolgens gebeurd?
A: Wij zijn toen op de Heesterseweg linksaf geslagen richting Geffen.
V: Waarom zijn jullie niet gestopt?
A: We wilden gewoon weg daar.
V: Moest je die vrouw dan niet helpen?
A: Nee anders waren we wel gestopt. We wilden daar alleen maar weg.
(p. 135)
A: Ik zag dat de opening van de poort nog net groot genoeg was om dat de auto er doorheen kon. lk zag de vrouw voor mij zien aangereden worden. Ik zag de vrouw rechts naast mij neer vallen.
V: Hoe zag de vrouw eruit?
A: Ze was blank en had iets paars aan.
V: Naar welke zijde schoof het hek dicht?
A: Het hek schoof dicht richting de BMX club.
V: Jij vertelde dat toen jullie bij het hek kwamen aanrijden er een aanrijding ontstond met de vrouw. Wat hoorde jij toen?
A: Ik hoorde toen een doffe klap. Het klonk alsof je tegen een paaltje aan rijdt.
V: Wat voelde je toen?
A: Ik voelde toen een klein klapje. Ik schoot niet naar voren uit mijn stoel. (...)
9. Een proces-verbaal van verhoor, in wettelijke vorm opgemaakt d.d. 26 mei 2010 door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden hoofdagent, dossierpagina's 66-80, voor zover zakelijk weergegeven - inhoudende, de navolgende verklaring van [getuige 1]:
(...)
(p. 76)
V: Wat is er gebeurd nadat jij weer als passagier in de auto bent ingestapt?
A: Hierna zijn we naar de uitgang gereden. Hiermee bedoel ik een stukje rechtdoor en dan rechtsaf richting de uitgang.
V: Met welke snelheid rijden jullie in de richting van de uitgang als jullie op de toegangsuitgangsweg rijden?
A: Ik denk wel met een kilometer of 60 per uur.
V: Als jullie richting de uitgang rijden wat zie je dan?
A: Ik zag dat het toegangshek langzaam dicht ging. Ik zie dat er voor mij gezien van rechts een hekwerk over de weg schuift naar links. Dit hekwerk gaat dus als het ware dwars over de weg heen.
(p. 77)
V: Hoeveel afstand is er tussen jullie en het sluitende hek als [verdachte] besluit om toch door te rijden?
A: Dat weet ik niet precies. Ik heb wel tegen [verdachte] gezegd misschien halen wij het nog. Toen we bij de poort aankwamen was er opeens een klap omdat we met de voorkant van de auto waarschijnlijk tegen het hekwerk aanreden.
V: Heb je gevoeld dat jullie met de auto ergens tegenaan reden?
A: Ja ik heb gevoeld dat we iets raakten met de auto. Ik voelde dat wij van rechts een klap tegen de auto kregen.
Na de aanrijding heb ik tegen [verdachte] gezegd: "hier linksaf'.
V: (...) Heb jij nog mensen gezien in de buurt van het sluitende hek?
(p. 78)
A: Ik heb niemand gezien. (...) Ik was alleen gefocust op de smalle doorgang die we nog hadden. Haalt hij het of haalt hij het niet?
(...)
Toen ik de klap aan de rechter kant van de auto had gevoeld, zijn wij de poort doorgereden.
V: Hoe hoog was de snelheid toen jullie door de poort reden?
A: Ik denk 50 a 60 kilometer per uur.
V: Wat heb je gezien nadat jullie de poort voorbij waren?
A: Ongeveer 2 meter voorbij de poort, in de richting van de doorgaande weg, zag ik rechts voor mij iets voorbij komen. Dit zag ik in een flits. Dit was op een afstand van ongeveer 3 meter van de auto. Het kan ook minder zijn geweest, dus dichter naar de auto. In eerste instantie dacht ik aan een onderdeel van de auto.
Ik hoorde toen ook dat [verdachte] aan mij vroeg: "Was dat iemand of wat was dat?". Ik merkte dat [verdachte] erg geschrokken was. Op het moment dat [verdachte] en ik in mijn auto de hoofdweg opreden, dus linksaf richting Geffen wilden rijden, toen hebben [verdachte] en ik met elkaar gesproken.
(p. 79)
Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Volgens mij was dat iemand. Volgens mij heeft die alles gebroken"."