ECLI:NL:HR:2014:3134

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
14/01882
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2014 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende uit Marokko tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft een hoger beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, dat betrekking heeft op de Algemene Ouderdomswet. De belanghebbende had niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland, wat complicaties met zich meebracht voor de ontvankelijkheid van het beroep.

De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 26 mei 2014 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor deze betaling. Aangezien het griffierecht niet binnen deze termijn was voldaan, heeft de griffier op 15 augustus 2014 een tweede kans geboden om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 12 september 2014, maar de belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. De brieven die na deze datum zijn ontvangen, zijn als te laat ingekomen en buiten beschouwing gelaten.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. In de beslissing heeft de Hoge Raad tevens bepaald dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 122 aan hem zal worden teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in cassatieprocedures.

Uitspraak

7 november 2014
Nr. 14/01882
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 21 februari 2014, nr. 13/208 AOW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 12/346) betreffende een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 26 mei 2014 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 15 augustus 2014, welke brief eveneens per gewone post is verzonden, in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na dagtekening van deze brief mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Die termijn eindigde op 12 september 2014. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid niet tijdig gebruik gemaakt. De op 1 oktober 2014 en 13 oktober 2014 bij de Hoge Raad ingekomen brieven worden als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2014.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 122 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.