ECLI:NL:HR:2014:3124

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
14/03179
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over partneralimentatie en nihilstelling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende partneralimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De zaak betrof een verzoek om nihilstelling van de partneralimentatie op basis van artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek. De man stelde dat de vrouw samenleefde met een ander, wat volgens hem aanleiding gaf om de alimentatie te beëindigen. De Hoge Raad verwees naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, waarin de feiten en omstandigheden van de zaak waren uiteengezet. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de man geen behandeling in cassatie rechtvaardigden. De Hoge Raad concludeerde dat de man onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, en dat de aangevoerde klachten niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, en dit werd openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende belang bij cassatie en de strikte eisen die aan de ontvankelijkheid van cassatieberoepen worden gesteld.

Uitspraak

7 november 2014
Eerste Kamer
nr. 14/03179
LH/JG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. B.F.F. Gosschalk-Davidson,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/09/434193 / FA RK 12-9955 en C/09/442955 / FA RK 13-3707 van de rechtbank Den Haag van 22 augustus 2013;
b. de beschikking in de zaak 200.137.608/01 van het gerechtshof Den Haag van 9 april 2014.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO.
De advocaat van de man heeft bij brief van 3 oktober 2014 daarop gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 8 voor zover het middel 2 betreft; de middelen 1 en 3 kunnen klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden omdat zij niet opkomen tegen het oordeel van het hof dat de door de man aangevoerde omstandigheden onvoldoende zijn voor de conclusie dat de vrouw samenleeft met een ander als bedoeld in art. 1:160 BW).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
7 november 2014.