ECLI:NL:HR:2014:3110

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 november 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
12/01740
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over betrokkenheid bij uitvoer van XTC-pillen naar Spanje

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor betrokkenheid bij de uitvoer van XTC-pillen naar Spanje. De Hoge Raad behandelt het beroep van de verdachte, die door zijn advocaat, mr. J. Kuijper, een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de bewezenverklaring en de strafoplegging, en heeft terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof voorgesteld.

De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaringen van de betrokkenheid van de verdachte bij de uitvoer van XTC-pillen voldoende zijn onderbouwd door de beschikbare bewijsmiddelen. De verklaringen van getuigen, alsook de digitale administratie van de verdachte, ondersteunen de stelling dat de verdachte betrokken was bij de transporten van XTC-pillen naar Spanje. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2002 tot en met 31 december 2003 op verschillende tijdstippen betrokken is geweest bij de uitvoer van XTC-pillen, en dat hij goede contacten had met Spaanse afnemers.

De Hoge Raad merkt op dat de redelijke termijn van het proces is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van dertig maanden naar zesentwintig maanden. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak is gedaan op 4 november 2014.

Uitspraak

4 november 2014
Strafkamer
nr. 12/01740
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 maart 2012, nummer 23/000212-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder 2 bewezenverklaarde en de strafoplegging en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel bevat de klacht dat het onder 2 bewezenverklaarde - in het bijzonder voor zover dat inhoudt dat sprake was van handelingen die betrekking hadden op een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of MDEA - niet uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
2.2.
Ten laste van de verdachte is onder 1 en 2 bewezenverklaard dat:
"feit 1:
hij in de periode van 1 september 2002 tot en met 16 maart 2003 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en toen in Nederland en Spanje tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad en afgeleverd en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA), vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
feit 2:
hij in de periode van 17 maart 2003 tot en met 31 december 2003 in Nederland tezamen en in vereniging met een anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en toen in Nederland en Spanje tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad en afgeleverd en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl- MDA (MDEA), vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I."
2.3.
Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
"16. Een Nederlandse vertaling van een proces-verbaal, opgemaakt door de Duitse opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (beiden Kriminalhauptkommissar) (ordner Internationale Rechtshulp, deel 1, pagina AE-1-0012 tot en met AE-1-0025).
Dit geschrift houdt in, als de (naar het hof begrijpt: op 19 juli 2004, 20 juli 2004 en 10 januari 2005) tegenover voornoemde opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [getuige 1]:
Vandaag (het hof begrijpt: 19 juli 2004) werd ik samen met vier andere personen op een parkeerterrein in Neunkirchen-Vluyn (het hof begrijpt: in Duitsland) aangehouden wegens betrokkenheid bij de levering van 130.000 XTC-pillen. Gisteren werden mij de pillen gebracht. Vandaag zou de levering aan de afnemers plaatsvinden. Ik heb de pillen met een auto naar het parkeerterrein gebracht. Ik was de bemiddelaar van deze drugstransactie en zou daarvoor geld krijgen. Degene die mij de pillen heeft gebracht hoort bij een bende die in Nederland in drugs handelt.
Sinds 1998 werk ik samen met [betrokkene 1] op het gebied van drugs. Hij is Nederlander en zit sinds een paar maanden wegens witwassen van geld vast in Engeland. Ik weet van drugsleveranties van hasjiesj van meerdere honderd kilogram, die [betrokkene 1] naar Engeland heeft uitgevoerd. Ik heb [betrokkene 1] gesteund bij zijn activiteiten. Hij wilde niet alleen naar Engeland reizen voor de overhandiging van geld en ik heb hem meerdere keren begeleid.
Mijn taak was het om voor [betrokkene 1] transporteurs te zoeken, die voor hem drugstransporten uitvoerden. De hasjiesj werd vanuit Portugal of Spanje naar Engeland of Nederland gesmokkeld. [betrokkene 1] had contacten met leveranciers in Portugal en in Malaga, Spanje en betaalde daar contant. De afnemers van de verdovende middelen in Engeland waren zakenpartners van [betrokkene 1]. De hasjiesj werd vanuit Lagos naar Alcobacca gebracht en vandaar naar Engeland doorgeleverd.
Over [betrokkene 2] moet ik zeggen dat [betrokkene 1] met hem en diens zoon lange jaren in de drugshandel samen werkte.
Ik heb eerder over een zekere [betrokkene 3] gesproken. Hij hielp [betrokkene 1] ook XTC-pillen naar Spanje te transporteren en wel naar een zekere [verdachte]. Die heet eigenlijk [verdachte] en komt uit Nederland. Hij woont samen met zijn vriendin in de buurt van Madrid. [betrokkene 3] kende twee mannen uit Moers. Van [betrokkene 1] heb ik gehoord dat deze beide mannen in zijn opdracht een camper hadden gehuurd en hiermee XTC-pillen naar [verdachte] hebben gebracht. De voornaam van een van die jongens is Horst.
In 1997 had ik financiële problemen, omdat mijn bedrijf failliet ging. In die tijd leerde ik [betrokkene 4] kennen. [betrokkene 4] legde mij uit dat ik een nieuwe b.v. moest opstarten en dat deed ik ook De bedrijfsnaam was [A]. Tijdens het gesprek vroeg [betrokkene 4] mij, of ik niet geïnteresseerd was in transporten vanuit Duitsland naar Estland en terug. Daarmee was het mogelijk goed geld te verdienen. Het was mij duidelijk, dat er iets illegaals zou worden getransporteerd met deze transporten. Dat het om hasjiesj ging, hoorde ik bij het derde, uitgevoerde transport. De transporten vonden vervolgens plaats van ongeveer juli tot einde september 1997.
In Estland werd hasjiesj in een magazijnhal gestald en in diverse ritten werd de hasjiesj via Duitsland naar Nederland getransporteerd. Er werden houten producten vanuit Estland meegenomen. Vervolgens moest de chauffeur de vrachtauto met goederen in Nederland parkeren. Ik heb vervolgens, door [betrokkene 4] begeleid, de vrachtauto naar een wegrestaurant langs de autoweg meteen achter Venlo, in de richting Nijmegen, gebracht. Bij de derde rit hebben [betrokkene 4] en ik in Tallinn (Estland) ruzie gekregen. Ik wilde de reden van de ritten weten. [betrokkene 4] belde toen [betrokkene 1] en deze besliste toen dat ik bij hem moest komen in zijn hotelkamer (het hof begrijpt: in Tallinn) om met hem te praten. Dit was de eerste keer dat ik de man ontmoette. Hij stelde zich voor als [betrokkene 1]. Op mijn vraag wat ik transporteerde, zei hij "hasjiesj". Nu wilde ik meer geld verdienen, maar ik werd door [betrokkene 1] aan het lijntje gehouden. Eerst moesten alle transporten gaan lopen. Ik moest me aan [betrokkene 4] houden, omdat [betrokkene 1] een afspraak had met [betrokkene 4] en niet met mij. Na de zesde rit, ongeveer eind september 1997, heb ik [betrokkene 4] opgezocht om met hem de financiële vorderingen voor de drugstransporten te bespreken. Hij zei dat ik alles met [betrokkene 1] moest bespreken. Wij spraken af elkaar te zien. Dat was begin oktober 1997. Tegenover [betrokkene 4] en [betrokkene 1] maakte ik mijn vorderingen duidelijk [betrokkene 1] zei dat hij [betrokkene 4] had betaald en dat [betrokkene 4] mij moest belonen.
(...)
19. Een Nederlandse vertaling van een proces-verbaal, opgemaakt door de Duitse opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] (beiden Kriminalhauptkommissar) (ordner Internationale Rechtshulp, deel 1, pagina AE-1-0060 tot en met AE-1-0074).
Dit geschrift houdt in, als de op 31 januari 2005 tegenover voornoemde opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [getuige 1]:
Ik kan mij herinneren dat ik met [betrokkene 1] in Lagos, Portugal was en dat hij mij naar een bar op een klip liet komen, waar hij mij met een verrekijker een vrachtschip voor de kust liet zien. [betrokkene 1] zei mij bij die gelegenheid dat de man achter de schermen bij de levering van de 6 ton hasjiesj in Lagos ene [betrokkene 5] was. Dat schip was al bij andere hasjiesjleveringen gebruikt en zou van Portugal naar Marokko varen om daar hasjiesj aan boord te nemen.
Er zijn in november 2002 ecstasypillen vanuit Nederland naar Spanje getransporteerd in een camper. Ik ben bij mijn verhoor op 20 juli 2004 begonnen met daarover een verklaring af te leggen. De ecstasypillen zijn door [betrokkene 1] doorgegeven aan [verdachte], [verdachte] genoemd, zodat die de pillen met winst in Spanje kon doorgeven.
[betrokkene 1] had mij gevraagd of ik de ecstasypillen vanaf Breda naar Sevilla in Spanje kon brengen. Hij wilde die daar via zijn kennis [verdachte] verkopen. [betrokkene 1] had een grote hoeveelheid ecstasypillen ontvangen die hij in een loods in Breda had opgeslagen. De pillen waren afkomstig van ene [betrokkene 6] (het hof begrijpt: [betrokkene 6]), eigenaar van een suikerfabriek op Curaçao, Nederlandse Antillen. Van die pillen moest een klein gedeelte van 50.000 pillen naar Spanje worden gebracht.
Ik wilde de pillen niet zelf brengen dus ik heb [betrokkene 3] over koeriers aangesproken. Die zorgde toen voor [betrokkene 7] en [betrokkene 8].
[betrokkene 7] en [betrokkene 8] toonden interesse en wisten dat er ecstasy gesmokkeld zou worden. Het transport vond plaats vanaf Breda naar Sevilla in een door [betrokkene 8] gehuurde camper. [betrokkene 8] en [betrokkene 7] hebben de camper bestuurd, terwijl ik de rit begeleidde in een andere auto. Met de gehuurde camper en de andere auto begaven we ons naar Gilzen Rijen bij Breda. Mij werd gezegd dat [betrokkene 9] de tas met 50.000 pillen in de kofferbak van zijn auto had. Ik moest de pillen in ontvangst nemen, naar de camper brengen en vervolgens in Spanje aan [verdachte] overhandigen. De tas met pillen werd mij door [betrokkene 9] op een parkeerterrein overhandigd. Daarna heeft [betrokkene 1] mij geld gegeven om de mensen te betalen. Mij werd gezegd dat [verdachte] in Sevilla op mij zou wachten. Ik heb de tas aan de twee mannen (het hof begrijpt: [betrokkene 8] en [betrokkene 7]) overhandigd. Die verstopten de tas in de camper. [betrokkene 8] had de pillen goed verstopt. Hij had met gereedschap vakken opengemaakt en de pillen daarin gestopt.
[betrokkene 1] had mij geld gegeven en daarvan heb ik de onkosten betaald.
(...)
21. Een Nederlandse vertaling van een proces-verbaal, opgemaakt door de Duitse opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (beiden Kriminalhauptkommissar) (ordner Internationale Rechtshulp, deel 1, pagina AE-1-0098 tot en met AE-1-0107).
Dit geschrift houdt in, als de op 14 februari 2005 tegenover voornoemde opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [getuige 1]:
De 1 miljoen XTC pillen in het najaar van 2002 had [betrokkene 1] van ene [betrokkene 6] (het hof begrijpt hier en hierna: [betrokkene 6]) en diens partner ontvangen. Beide personen opereren al sinds 10-15 jaar in de drugshandel. Uit de opbrengst hebben zij een suikerfabriek in Curaçao gekocht. Zij zitten nu alle twee in de designerdrugs.
[betrokkene 1] kent [betrokkene 6] en zijn partner al verscheidene jaren. Je kan zeggen dat er vertrouwen heerst. [betrokkene 6] heeft een zoon die ook bij de zaken van zijn vader is betrokken. Die zoon heb ik ook persoonlijk in Malaga leren kennen, toen wij de eerste hasjiesjleveringen in het gebied van Malaga in ontvangst namen en naar de loods van mijn oom transporteerden.
[betrokkene 1], [betrokkene 6], zijn partner en ik hebben elkaar ook een keer ontmoet in een hotel in de buurt van Breda. [betrokkene 1], [betrokkene 6] en ik hebben elkaar ook nog een andere keer ontmoet bij een restaurant in het bos in de buurt van Breda. Daar haalde [betrokkene 6] een tas uit zijn auto die vervolgens in de kofferbak van [betrokkene 1]'s auto werd gedeponeerd. [betrokkene 1] en ik zijn vervolgens naar de loods van [betrokkene 10] (het hof begrijpt: [betrokkene 10]) gereden waar [betrokkene 1] de tas aan [betrokkene 10] heeft overhandigd.
22. Een Nederlandse vertaling van een proces-verbaal, opgemaakt door de Duitse opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 2] (beiden Kriminalhauptkommissar) (ordner Internationale Rechtshulp, deel 1, pagina AE-1-0107 tot en met AE-1-0112).
Dit geschrift houdt in, als de op 15 februari 2005 tegenover voornoemde opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [getuige 1]:
Zoals ik al eerder heb beschreven, heb ik een ecstasytransport naar Spanje begeleid dat door [betrokkene 7] en [betrokkene 8] werd gedaan. De ecstasypillen werden door [betrokkene 1] aan mensen in Sevilla te Spanje geleverd.
[verdachte], die ook bij de overhandiging van de pillen aanwezig was, had het contact met de Spaanse afnemers aangeknoopt. Op grond van zijn goede contacten in Spanje zou [verdachte] ook voor de afzet van nog in de loods opgeslagen pillen zorgen.
23. Een Nederlandse vertaling van een proces-verbaal, opgemaakt door de Duitse opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 2] (beiden Kriminalhauptkommissar) (ordner Internationale Rechtshulp, deel 1, pagina AE-1-0112 tot en met AE-1-0122).
Dit geschrift houdt in, als de op 22 februari 2005 tegenover voornoemde opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [getuige 1]:
Ongeveer in het voorjaar van 2003 kreeg ik een Jeep cadeau van [betrokkene 1]. De Jeep is op mijn vaders naam gezet. Als u zegt dat dat op 5 maart 2003 was, zou dat kunnen. Ik plaats het zelf ook rond die datum. Later hoorde ik van [betrokkene 1] dat de Jeep gestolen was en in de loods van [betrokkene 10] was omgekat.
Ongeveer 2 á 3 weken nadat de auto op naam van mijn vader was aangemeld, moest ik 's morgens naar de "hoek" komen. Ik ben diezelfde dag nog naar het Brabant hotel gereden om [betrokkene 1] daar te ontmoeten. Wij spraken voor de volgende morgen heel vroeg af.
Die volgende ochtend zijn [betrokkene 1], [verdachte] en ik naar Amsterdam gereden. Ik was met de Jeep. [betrokkene 1] reed met mij mee. [verdachte] reed in zijn auto achter ons aan. [betrokkene 1] dirigeerde mij naar een parkeerplaats bij Amsterdam. [betrokkene 1] verliet de auto en ontmoette daar mensen met wie hij sprak. Ik kon zien dat een persoon [medeverdachte] was, die ik eerder in Madrid had gezien. [betrokkene 1] zei daarna dat mijn Jeep nodig was. Ik moest hem naar een parkeerplaats brengen waar hij werd overgenomen. Ik moest daar uitstappen en de sleutel laten zitten. [betrokkene 1] werd door mensen van [medeverdachte] opgepikt en bleef ongeveer een uur weg. De jeep is daar toen weer neergezet. Ik nam de auto weer over en bracht deze zoals afgesproken naar de loods van [betrokkene 10]. Toen ik de Jeep naar de loods van [betrokkene 10] reed, reden [verdachte] en [betrokkene 1] achter mij aan. Ik weet ook nog precies dat [betrokkene 1] zich tijdens de rit opwond omdat ik om te plassen naar een parkeerterrein bij een Esso benzinestation ging. In de loods van [betrokkene 10] haalden [betrokkene 10] en ik twee grote reistassen uit de kofferbak van de Jeep.
Ik hoorde van [betrokkene 1] dat er 75 kilogram heroïne in de tassen zat die naar Engeland gesmokkeld moesten worden.
[verdachte] is [verdachte].
Ik ben in 2003 meermaals met [betrokkene 1] in Londen en Manchester geweest. De eerste keer zag ik bij [betrokkene 1] in de hotelkamer een grote hoeveelheid geld in Engelse ponden, die hij uit een trolley haalde en bekeek Hij zei dat het een deel van het geld was dat hij moest ophalen. De volgende dag zijn wij met die koffer met de trein naar Londen gereisd en daar naar een taxistandplaats gegaan. Daar kwam toen een man aanrijden. Hij begroette [betrokkene 1]. De man opende zijn kofferbak, waar [betrokkene 1] de trolley inzette. Naar aanleiding hiervan zei [betrokkene 1] dat de mensen die het geld in ontvangst hadden genomen contact met [medeverdachte] hadden. Zij zouden elkaar al vele jaren kennen en voor het witten van geld zeven procent van het overhandigde bedrag ontvangen.
Uiteindelijk was het gedurende alle verblijven in Engeland zo dat wij in Manchester of Liverpool in kleinere of grotere trolleys of aktetassen geld in ontvangst namen.
Het geld werd dan naar een Pakistaan in Londen gebracht en van daar vandaan naar Amsterdam overgemaakt. Het contact met die Pakistaan was via [medeverdachte] tot stand gekomen.
(...)
26. Een Nederlandse vertaling van een proces-verbaal, opgemaakt door de Duitse opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 2] (beiden Kriminalhauptkommissar) en de Duitse officier van Justitie Rothe (ordner Internationale Rechtshulp, deel 3, pagina's AE-1-0870 en AE-1-0871).
Dit geschrift houdt in, als de op 18 oktober 2006 tegenover voornoemde opsporingsambtenaren en officier van justitie afgelegde verklaring van [getuige 1]:
U toont mij een bestand Kas A uit de computer van [betrokkene 1].
De aantekening van 25.10.2002 "Genaro rit SP. Huur Camper" heeft betrekking op de huur voor de camper, waarmee [betrokkene 8] en [betrokkene 7] de XTC-pillen naar Spanje getransporteerd hebben.
Uit de aantekening van 26.10.2002 (het hof begrijpt de aantekening: "Inv. NL-Sp 100000st") concludeer ik dat daadwerkelijk 100.000 XTC-pillen naar Spanje zijn gebracht met dat transport. Ik heb de tas met pillen overgenomen van [betrokkene 9].
(...)
30. Een proces-verbaal van 27 april 2009, opgemaakt door mr. M. Koole, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 en 27 april 2009 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [getuige 2]:
Ik ken [betrokkene 1] vanaf ongeveer 1998. In de negentiger jaren ging mijn contact met hem over de zaken waarvoor ik in het onderzoek Speed (het hof begrijpt: een onderzoek ter zake van onder meer de handel en uitvoer van grote hoeveelheden softdrugs) ben veroordeeld wegens het bezit en de uitvoer naar Engeland van softdrugs in de periode 1997 tot 1999. Ik ken [betrokkene 2] als zakenpartner van [betrokkene 1] in de jaren 1997/1998/1999. Ik heb met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] een aantal hasjiesjzaken gedaan.
Ik heb van zowel [verdachte] als [betrokkene 1] gehoord dat [verdachte] een schuld had aan [betrokkene 1] en ik heb van [verdachte] zelf gehoord dat hij iets in Spanje ging doen om geld te verdienen voor [betrokkene 1]. Dit heb ik ook van diens vriendin [betrokkene 11] en van [betrokkene 1] zelf gehoord. Vrij kort nadat [verdachte] naar Spanje is vertrokken, is [betrokkene 1] aangehouden in Engeland (het hof begrijpt: in december 2003). Nadat [betrokkene 1] was gearresteerd in Engeland, was [verdachte] op zoek naar geld. [verdachte] zei tegen mij dat hij [medeverdachte] had gesproken en dat als ik niet betaalde, hij wel aan [medeverdachte] zou vragen om het op te lossen.
Ik heb [betrokkene 11] over [medeverdachte] horen praten, dat was na de arrestatie van [betrokkene 1] in Engeland. [verdachte] en [betrokkene 11] zeiden tegen mij dat zij bij [medeverdachte] waren geweest. Dat was begin 2004.
Er zijn meerdere ontmoetingen geweest in Breda met [betrokkene 1], [betrokkene 10], [verdachte] en [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1]). Dat was in wisselende samenstelling.
Ik heb [getuige 1] een paar keer in Breda/Oosterhout ontmoet in wegrestaurants of gewone restaurants. Meestal was het met de gewone mensen. [verdachte] was er ook een paar keer bij.
Ik ben 1 of 2 keer bij een loods geweest in Oosterhout. Die loods was van [betrokkene 10] (het hof begrijpt: [betrokkene 10]).
(...)
32. Een Nederlandse vertaling van een proces-verbaal van 12 augustus 2009, opgemaakt door Officier van Justitie, ambtenaar van het openbaar ministerie Essen (Duitsland), mevrouw Rothe en mr. M. Koole, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem in het kader van de uitvoering van daartoe strekkend rechtshulpverzoek van de Nederlandse autoriteiten.
Dit proces-verbaal houdt in, als de op 12 augustus 2009 tegenover voornoemde officier van justitie en rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 7]:
Ik ben veroordeeld voor een transport van ecstasypillen naar Spanje. Die veroordeling is juist. Ik heb de pillen gekregen in een Van der Valk hotel in Nederland. Die pillen zijn door [getuige 1] overhandigd. [getuige 1] heeft mij een grote tas met ecstasypillen overhandigd. [getuige 1] heeft gezegd dat wij (het hof begrijpt: [betrokkene 7] en [betrokkene 8]) een camper moesten huren en naar Spanje moesten rijden. Tijdens de rit heb ik de ecstasypillen gezien.
In Spanje vroeg [getuige 1] meteen om de reistas en overhandigde deze onmiddellijk aan de Spanjaarden.
[betrokkene 8] was ook bij de rit naar Spanje.
De naam [verdachte] zegt mij iets. Dat heeft met Spanje te maken.
33. Een proces-verbaal van 2 november 2006 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren RN03-074 en RN03-136 (ordner C, verdachtendossiers, pagina C6-2-001 tot en met C6-2-008).
Dit proces-verbaal houdt in, als de op 1 november 2006 tegenover voornoemde opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [getuige 3]:
Ik ben een keer met de camper in Italië geweest met Florence als eindpunt. Ik was toen met mijn vriendin [betrokkene 12]. Het was een gewoonte van ons om voordat wij met de camper naar het zuiden reden eerst in Breda te stoppen. Ik heb toen ook daar die Italiaan (het hof begrijpt: [getuige 1]) ontmoet. [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) heeft die Italiaan aan ons voorgesteld. Wij hebben toen een tijd en plaats afgesproken om samen naar Florence te reizen. Die Italiaan reed in een Duitse auto, een grote Jeep. Ik heb aan [betrokkene 1] gevraagd of hij iemand kende die een airco in mijn camper kon plaatsen. [betrokkene 1] had iemand gevonden. Ik heb de sleutel van de camper aan iemand afgegeven. Toen de camper terugkwam zat er een grote bak bovenop. Het was een onvoltooide bouw van een airco.
Ik ben ook een keer met de camper met de boot naar Engeland gegaan.
In Spanje heb ik een keer een Nederlandse Spanjaard ontmoet. Ik heb hem toen de sleutel van de camper gegeven.
34. Een proces-verbaal van 2 november 2006 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren RN03-074 en RN03-136 (ordner C, verdachtendossiers, pagina C6-2-009 tot en met C6-2-016).
Dit proces-verbaal houdt in, als de op 2 november 2006 tegenover voornoemde opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [getuige 3]:
De naam van die Nederlandse Spanjaard is mij weer te binnen geschoten. Zijn naam is [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]). Hij woonde in Spanje. Hij had geloof ik een Spaans paspoort. Zijn vrouw was Nederlands. Ik geloof dat haar naam [betrokkene 11] is.
Ik heb wel geld van [betrokkene 1] gekregen. Hij gaf mij dat contant. Ik wist wel dat [betrokkene 1] dingen uitvoerde die boven de wet stonden. Ik wist niet zeker wat er in het compartiment bovenop de camper zat, maar ik vermoedde wiet. [betrokkene 1] informeerde altijd naar de camper, hierdoor kreeg ik het vermoeden dat er dingen in de camper werden geplaatst. Op een gegeven moment heb ik aan [betrokkene 1] gevraagd of er cocaïne in de camper zat en [betrokkene 1] zei dat er geperste wiet in zat. Nadat ik de ritten voor hem gereden had, heb ik 10.000 euro van [betrokkene 1] gekregen.
35. Een proces-verbaal van 29 november 2006 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren RN03-044 en RN03-074 (ordner C, verdachtendossiers, pagina C6-2-018 tot en met C6-2-020).
Dit proces-verbaal houdt in, als de op 29 november 2006 tegenover voornoemde opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [getuige 3]:
Ik denk dat ik [betrokkene 1] ongeveer vijf keer heb ontmoet. Dat was altijd in hetzelfde restaurant in Breda. Ik heb voor [betrokkene 1] transporten gedaan, voordat hij in Engeland vast kwam te zitten (het hof begrijpt: voor de aanhouding van [betrokkene 1] in Engeland op 11 december 2003). De eerste rit met drugs was volgens mij naar Italië. Daarna heb ik een transport naar Engeland gedaan en de laatste twee ritten gingen naar Madrid te Spanje. Beide keren dat ik met een transport naar Madrid ging zijn we naar het IBIS-hotel gegaan. De eerste keer heb ik mijn camper meegegeven aan [verdachte]/[verdachte]. De tweede keer zei [betrokkene 1] dat het veiliger was om de camper aan [verdachte] mee te geven.
36. Een proces-verbaal van 2 november 2006 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren RN03-043 en RN03-050 (ordner C, verdachtendossiers, pagina C24-2-003 tot en met C24-2-007).
Dit proces-verbaal houdt in, als de op 2 november 2006 tegenover voornoemde opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 12]:
Ik ben de verzorgster van [getuige 3] (het hof begrijpt: [getuige 3]). Wij (het hof begrijpt: [getuige 3] en [betrokkene 12]) hebben een camper gekocht in 2002. We zijn met deze camper veel door Europa gereisd. We zijn onder meer in Engeland en Spanje geweest.
De naam [betrokkene 1] zegt mij niets. Ik ken wel een Junior. Dat was iemand waarmee [getuige 3] (het hof begrijpt hier en verder: [getuige 3]) wel eens een zakelijke afspraak had in Breda. Het was dan zo dat [getuige 3] en ik naar Breda reden met de camper. [getuige 3] had dan een gesprek met die Junior. We zijn meerdere malen in Breda geweest. We zijn inderdaad ook een keer naar Florence (het hof begrijpt: Italië) geweest in de camper. In Breda heeft [getuige 3] met een man gesproken. Die man zou ons Florence laten zien. Hij reed in een grote Jeep. In Florence bracht hij ons naar een buitenwijk.
Ik herken de man op de mij getoonde foto 4 (het hof begrijpt: foto nummer 4 van [betrokkene 1], Ordner AB fotomappen, pagina AB-l-008) als Junior. Ik ken niemand anders die zo wordt genoemd.
37. Een proces-verbaal van 1 april 2009, opgemaakt door mr. M. Koole, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 1 april 2009 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 12]:
[getuige 3] en ik zijn met de camper een keer naar Italië geweest, een keer naar Engeland en diverse keren naar Spanje. Het klopt dat ik bij de politie de naam Junior heb genoemd en dat ik hem heb aangewezen op een foto. De rechter-commissaris laat mij foto 4 uit map A zien. Dat is hem. Ik heb van de politie gehoord dat hij [betrokkene 1] heet.
Wij zijn in Madrid geweest.
De ontmoetingen met Junior waren in Brabant, in een wegrestaurant. Ik weet over de airco het volgende. [getuige 3] heeft mij gezegd dat Junior veel mensen kent en dat hij het met Junior over een airco zou hebben. Later bleek dat er een bak op de camper zat, maar geen airco. Ik was daar boos over en wilde die bak er afhebben, maar volgens [getuige 3] kon dat niet.
38. Een proces-verbaal van 4 augustus 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren RN03-136 en RN03-148 (ordner C, verdachtendossiers, pagina C34-2-001 tot en met C34-2-004).
Dit proces-verbaal houdt in, als de op 4 augustus 2008 tegenover voornoemde opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 11]:
U toont mij foto 108 (het hof begrijpt: foto 108 van [getuige 3], Ordner AB fotomappen, pagina AB-3-0108). Hem ken ik wel.... [getuige 3] en zijn vrouw. Zij waren met een camper gekomen in Madrid. Wij (het hof begrijpt: [betrokkene 11] en [verdachte]) hebben hen daar ontmoet. Deze ontmoeting heeft plaatsgevonden vlakbij de luchthaven van Madrid. [verdachte] ging met [getuige 3] de camper in en ik ging met Jans vrouw een blokje lopen. Daarna ging ieder zijn weg.
39. Een proces-verbaal van 4 mei 2009, opgemaakt door mr. M. Koole, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 mei 2009 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 11]:
Ik heb ongeveer 5 a 6 jaar een relatie met [verdachte] gehad. Ik heb met [verdachte] in Spanje gewoond. Ik heb [betrokkene 1] via [verdachte] leren kennen. Ik weet dat [verdachte] contact had met [betrokkene 1] toen wij in Spanje woonden.
Ik heb gezien dat [verdachte] een keer een zak pillen in een zuil deed en er weer uithaalde. Het waren xtc-pillen dat zag ik aan het pilletje. Dit was in de garage bij ons huis in Madrid.
De naam [medeverdachte] zegt mij wel iets. Ik heb namelijk van [verdachte] gehoord dat hij een ontmoeting met [medeverdachte] zou hebben. Ik weet dat we in Nederland waren toen hij dat zei. [verdachte] zei ook dat hij via [betrokkene 1] met [medeverdachte] in contact zou komen.
De naam [getuige 3] in combinatie met een camper zegt mij wel iets. Ik heb de camper van [getuige 3] bij Madrid gezien, toen [verdachte] en ik in Madrid woonden. [verdachte] had een afspraak met die [getuige 3].
Het klopt dat [verdachte] ook de Spaanse nationaliteit heeft.
(...)
41. Een Nederlandse vertaling van een proces-verbaal van 21 oktober 2009, opgemaakt door Officier van Justitie, ambtenaar van het openbaar ministerie Essen (Duitsland), mevrouw Rothe en mr. M. Koole, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem in het kader van de uitvoering van daartoe strekkend rechtshulpverzoek van de Nederlandse autoriteiten.
Dit geschrift houdt in, als de op 21 oktober 2009 tegenover voornoemde officier van justitie en rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik ben aangehouden op 22 april 2005 (het hof begrijpt: in Duitsland). In Engeland ben ik aangehouden op 11 december 2003, wegens 29.000,00 pond. Ik heb daar verklaard dat ik schuldig was, namelijk dat ik geld had aangenomen waarvan de herkomst niet bekend was. Ik ben schuldig verklaard met betrekking tot twee van de drie punten in de tenlastelegging. Dat ging om witwassen van verschillende bedragen. Er is een laptop in een hotelkamer, die mijn vrouw had gehuurd, in beslaggenomen. De laptop is door de Engelse politie in beslag genomen.
Ik ken [medeverdachte], [betrokkene 10], [betrokkene 6], [getuige 2], [betrokkene 5], [betrokkene 13], [verdachte] en [getuige 3].
42. Een proces-verbaal verhoor van getuige van 8 november 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de gedelegeerd raadsheer-commissaris mr. A. Röttgering.
Dit proces-verbaal houdt in als de op 8 december 2011 tegenover voornoemde raadsheercommissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
De laptop die in Engeland in beslag is genomen, was van mij. Ik ken [medeverdachte]. Er waren meerdere plekken waar [medeverdachte] en ik elkaar ontmoetten. Soms in restaurants, ook wel in wegrestaurants. Ik ken [betrokkene 2]. [betrokkene 2] is via mij in contact gekomen met [medeverdachte]. Ik ken [betrokkene 2] al heel lang. Ik ken [getuige 1], de oom van [getuige 1], [betrokkene 10] en [getuige 2]. Ik heb wel eens spullen in de loodsen van [getuige 2] opgeslagen. Ik heb via [betrokkene 10] [verdachte] leren kennen. Ook ken ik zijn vriendin [betrokkene 11]. Ik heb haar wel ontmoet met [verdachte] in Nederland en Spanje. [betrokkene 9] ken ik ook. Ik geloof dat ik [getuige 1] heb leren kennen via Marcus [betrokkene 4]. Ik denk in 1996 of 1997. Dat had iets te maken met Estland. Ik heb een transport vanuit Estland destijds op poten gezet voor [betrokkene 2]. Ik ben ervoor veroordeeld door de Duitse rechter (het hof begrijpt: in Duitsland) omdat het om hash zou gaan. Ik ken [getuige 3]. Ik weet dat hij een camper had. [getuige 1] was er regelmatig bij als ik in Engeland was. Het was mijn contact in Engeland. Ik wilde dat contact niet uit handen geven.
(...)
49. Een Nederlandse vertaling van een proces-verbaal van 28 augustus 2009, opgemaakt door Officier van Justitie, ambtenaar van het openbaar ministerie Essen (Duitsland), mevrouw Rothe en mr. M. Koole, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem in het kader van de uitvoering van daartoe strekkend rechtshulpverzoek van de Nederlandse autoriteiten.
Dit geschrift houdt in, als de op 28 augustus 2009 tegenover voornoemde officier van justitie en rechter-commissaris afgelegde verklaring van [getuige 1]:
Ik heb [medeverdachte] voor het eerst in Madrid in een bar ontmoet. Er werd over transporten gesproken. Er zou cocaïne worden getransporteerd van Madrid naar Alcobacca. [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) was voor de ontmoeting teruggevlogen naar Nederland. Ik moest het met [medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte]) organiseren. [medeverdachte] heeft toen gezegd dat er geen transporten zouden plaatsvinden. [betrokkene 1] had de ontmoeting met [medeverdachte] in Madrid geregeld. [verdachte] was bij die ontmoeting en nog iemand. Zij mochten [medeverdachte] niet leren kennen. Ik moest het huren van een personenauto regelen. [betrokkene 1] had mij gezegd dat er cocaïne van Madrid naar Alcobacco zou worden getransporteerd. Het kan om een transport van 50 kilo cocaïne zijn gegaan.
Ik heb [medeverdachte] later nog een keer in Amsterdam gezien. Dat was in verband met die 75 kilo heroïne. Er zou heroïne opgehaald worden. [verdachte] zou de heroïne transporteren.
We zijn toen 's ochtends vroeg uit Breda vertrokken naar Amsterdam, [betrokkene 1] en ik reden in mijn personenwagen.
[verdachte] en ik zijn toen eerst naar een bar gegaan. [betrokkene 1] wilde mijn auto gebruiken maar ik wilde dat niet omdat het kenteken van de auto op naam van mijn vader stond. [betrokkene 1] heeft mij onder druk gezet en we zijn toch met mijn auto gegaan. We reden naar een industrieterrein en ik moet mijn auto neerzetten en achterlaten met de sleutels erin.
Ik ben vervolgens weer met mijn auto naar Breda gereden. [betrokkene 1] en [verdachte] reden achter mij aan. Onderweg zijn we gestopt bij een Esso-benzinestation, omdat ik moest urineren. [betrokkene 1] was daar boos over. Ik heb de auto voor de loods van [betrokkene 10] geparkeerd en de tassen uit de auto gehaald.
50. Een proces-verbaal van 31 juli 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7] (ordner C, pagina Cl0-2-001 t/m Cl 0-2-020).
Dit proces-verbaal houdt in, als de op 28 juli 2008 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [verdachte]:
Ik ben opgegroeid in Nederland maar heb ook een Spaanse nationaliteit. Mensen kennen mij onder de naam [verdachte] of [verdachte] Ik heb zelf drugs gebruikt, voornamelijk cocaïne en ook pillen. De periode dat ik gebruikte woonde ik in Spanje.
[betrokkene 1] is een goede kennis van mij.
[betrokkene 11] was mijn toenmalige vriendin. Zij kent [betrokkene 1] via mij. [betrokkene 10] ken ik. Hij kwam uit Oosterhout. [betrokkene 10] had ook een loods in Oosterhout. Ik weet wie [getuige 1] is, het is een Duitser. Ontmoetingen tussen mij, [betrokkene 1] en [getuige 1] waren meestal in een restaurant. Ik sprak nooit met [getuige 1] af ik was met [betrokkene 1] en toen kwam [getuige 1] erbij.
(...)
56. Een proces-verbaal van 4 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar RN-03-036, met bijlagen (ordner Internationale Rechtshulp, deel 6 (Duitsland), pagina's AE-1-2009 en AE-1-2010).
Dit proces-verbaal houdt in als relaas van de verbalisant:
Middels rechtshulp is op 17 augustus 2006 in Duitsland aanvullende informatie opgevraagd en verkregen uit het onderzoek Rampe. Daaronder was een back-upversie van digitale informatie die [betrokkene 1] bij zich had, op een laptop en op een palmtop, tijdens een aanhouding in 2003 in Engeland. Bij die gelegenheid werden de laptop en de palmtop in beslag genomen.
Vanaf die back-upversie heb ik de volgende bestanden uitgedraaid en hierachter gevoegd:
o bestand Kas 4 bladzijden (het hof begrijpt: pagina's AE-1-2010 t/m AE-1-2013)
o bestand Kas A 3 bladzijden (het hof begrijpt: pagina's AE-1-2014 t/m AE-1-2016)
o bestand Date.Pst 17 bladzijden (het hof begrijpt: pagina's AE-1-2016 t/m AE-1-2033)
o bestand NL (spreadsheet) 8 bladzijden (het hof begrijpt: pagina's AE-1-2034 t/m AE-1-2039)
o bestand GB (spreadsheet) 6 bladzijden (het hof begrijpt: pagina's AE-1-2040 t/m AE-1-2045)
o bestand D (overzicht) 2 bladzijden (het hof begrijpt: pagina's AE-1-2046/AE-1-2047)
o bestand Nov. 2003 1 bladzijde (het hof begrijpt: pagina AE-2048)
o bestand Memo 9 bladzijden (het hof begrijpt: pagina's AE-1-2049 t/m AE-1-2057)
Deze bestanden komen ter sprake in diverse zaaksdossiers.
57. Bestand Kas (pagina AE-1-2010)
Dit geschrift houdt voor zover hier van belang als rubrieken in:
Datum Omschrijving Unit/prijs Aantal Kas "D" Diverse […]
58. Bestand Kas A (pagina AE-1-2014)
Dit geschrift houdt voor zover hier van belang in:
Bij datum 25.10 (het hof begrijpt hier en hierna telkens: 2002): […] Rit Sp Huur Camper €2000
Bij datum 26.10: Inv. NL-Sp 100000st €38570
Bij datum 04.11: Ontv. [verdachte] verk 11460st. €8996
Bij datum 04.11: […] rit onkosten €2000
Bij datum 05.11: Paid tr. NL-SP. […] rest €2400
Bij datum 05.11: Paid […].door [verdachte] €3600
Bij datum 06.11 Paid […] k €118500
Bij datum 09.11: Ontv. [verdachte] verk. 22930st. €18000
Bij datum 19.11: Ontv. [verdachte] verk. 19110st. €15001
(Het hof merkt op dat in het arrest abusievelijk is vermeld 11190st.)
59. Bestand NL (pagina AE-1-2036) (het hof merkt op dat in het arrest - p. 10 laatste alinea abusievelijk is verwezen naar bestand Kas, pagina AE-1-2039).
Dit geschrift houdt voor zover hier van belang in:
Bij datum 26-10-2002: Paid in advance 38570
Bij datum 28-10-2002: to buy: Buttons; units:100000; price: 0,3857; paid.Sp: 38570
Bij datum 1-11-2002: to sell:
Bij datum 4-11-2002: Buttons; units: -11460; price: 0,785; paid Sp.: -8996,1
Bij datum 5-11-2002: Paid Transp; units: 1;price: 10000; paid Sp.: 10000
Bij datum: 9-11-2002: Buttons; units: -22930; price: 0,785; paid Sp.: -18000,05
Bij datum 19-11-2002: Buttons; units: -19110; price: 0,785; paid Sp.: -15001,35
Nog te ontvangen units: -46500; price: 0,785; paid Sp.: -36502,5
reisk.+voorsch,+onk.[verdachte] paid Sp.: -26700
60. Bestand Date.pst (pagina's AE-1-2017, AE-1-2018 en AE-AE-1-2027)
Dit geschrift houdt voor zover hier van belang in:
Begindatum Begintijd Onderwerp
26-10-2002 14:30:00 […] amst. 15k £afgegeven,
}38700€. Ontvangen voor 100.000 spijkers
28-10-2002 11:30:00 AC [verdachte]\X
28-10-2002 12:00:00 Prince 500m verder boulevard. [betrokkene 6]
28-10-2002 12:30:00 Prince.[betrokkene 9]./X
28-10-2002 15:30:00 Breukelen!!D.
28-10-2002 17:15:00 princeville.
28-10-2002 18:00:00 Woonboulevard. [verdachte]
6-11-2002 Manchester
6-11-2002 Afspr-modi-£79k.mini.
7-11-2002 Afgegeven […] £79000,-
8-11-2002 [verdachte] mini.€30k
8-11-2002 Ontvangen €18000
11-11-2002 D gezien doorgesproken, morgen finan.
12-12-2002 D-25000 ontv.
26-4-2003 17:00:00 Grens D.
28-4-2003 18:00:00 Auto […] gekocht €4000,= te betalen [betrokkene 10]
1-5-2003 21:00:00 Gorinchem D. 15154056 €15000,=
14-5-2003 18:00:00 mercure 70 br. Aannemen
15-5-2003 12:00:00 70 br. Weg
16-5-2003 11:15:00 Aangekomen 70 br.
19-5-2003 16:00:00 Naar Manchester
61. Bestand NL, werkblad 8 (pagina AE-1-2039)
Dit geschrift houdt voor zover hier van belang in:
Date Omschrijving Te ontv. Te betalen Totaal £ bet Totaal £ ontv Totaal€
19-4-2003 Kas bet Gb […] 62.106 (€86948)
26-4-2003 ontv. Voorschot tr. Br. 50000 €36948)
1-5-2003 ontv. Onk. 15000 (€21948)
9-5-2003 Ontv. Buttons 500k. 155000 €133052
11-5-2003 Te bet. Sp. 78570 €211622
11-5-2003 Te bet NL 160672 €372294
19-05-03 70 gold. Horloge €224894
62. Een proces-verbaal van 31 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar RN03-036, met bijlagen (Ordner H, Documenten deel 1, pagina's H-l-0001 tot en met H-l-0222 Schriftelijke bescheiden koffer [medeverdachte]).
Dit proces-verbaal houdt in als relaas van de verbalisant:
Op 2 juli 2003 werd [medeverdachte] aangehouden. In een auto, waarvan [medeverdachte] de sleutels bij zich had, een BMW gekentekend [AA-00-BB], werd onder meer een koffer met schriftelijke bescheiden aangetroffen. Het onderzoek hieromtrent werd Microbe genoemd en werd verricht door de Dienst Centrale Recherche te Amsterdam onder leiding van het Amsterdamse Parket. De schriftelijke bescheiden bevatten meerdere pagina's die volledig overeenkwamen met spreadsheets uit de laptop van [betrokkene 1]. Daarnaast zijn ook diverse aantekeningen en notities uit de koffer in verband te brengen met informatie uit het (Duitse) onderzoek Rampe en met de inhoud van de laptop. De schriftelijke bescheiden zijn gekopieerd en hierachter gevoegd.
De bijlage, een kopie van een briefje, op pagina H-l-0064 houdt in:
Eng 41984p
Prive 160672 €
Sp 78570 €
Vw
Vvsdit 50000 €
20-4-03 15000 €
[…]
Bewijsoverweging:
Het hof stelt vast dat de bedragen 160672 €, 78570 €, 50000 € en 15000 € overeenkomen met bedragen van eenzelfde omvang in de hierboven vermelde bestanden Date.pst en NL uit de laptop van [betrokkene 1] in bewijsmiddel 60 en 61.
Het hof gaat er - gelet op de fonetische gelijkheid van beide namen - tevens vanuit dat met [betrokkene 15] wordt bedoeld de persoon genaamd [betrokkene 15], over wie [betrokkene 2] in zijn als bewijsmiddel 6 gehanteerde verklaring sprak en van wie ook melding wordt gemaakt in het relaas van de verbalisant RN03-36 (bewijsmiddel 40)."
2.4.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Ten aanzien van feit 1 en feit 2 met betrekking tot de uitvoer van XTC
De verdediging heeft het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt ingenomen dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde XTC-transporten, nu onvoldoende bewijs voorhanden is dat hij bij deze transporten betrokken is geweest.
Zij heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd.
[getuige 1]'s oorspronkelijke verklaring dat [verdachte] 750.000 pillen zou hebben gesmokkeld wordt ten eerste niet door enig ander bewijsmiddel bevestigd en voorts is [getuige 1] bij de rechter-commissaris uitdrukkelijk op deze verklaring teruggekomen. Met betrekking tot het eerste transport van XTC naar Sevilla ontbreekt ieder bewijs voor betrokkenheid van de verdachte. Uit de verklaringen van [betrokkene 9], [betrokkene 7] en [betrokkene 8] kan die niet worden afgeleid.
Met betrekking tot het tweede transport van XTC, uitgevoerd door [getuige 3], geldt dat de verklaringen van [getuige 3] niet voor het bewijs bruikbaar zijn. Gelet op [getuige 3] medische toestand in 2009 en de verklaringen over hoe die toestand in 2006 was, waaruit onder meer naar voren komt dat [getuige 3] toen net een kleine tia had gehad, kan niet kan worden aangenomen dat het verhoor van [getuige 3] in 2006 zo is verlopen als in het proces-verbaal van zijn verhoor is opgenomen. Voorts blijkt ook uit die verklaring uit 2006 zelf dat [getuige 3] geheugen toen niet goed functioneerde. Tijdens zijn eerste verhoor op
1 november 2006 zeiden de namen '[verdachte]' of '[verdachte]' hem niets. Het feit dat hij de dag erop verklaarde dat de naam '[verdachte]' hem weer te binnengeschoten was, moet dan ook worden verklaard door het feit dat de politie hem die naam had aangereikt. Zijn verklaring dat [verdachte] op enig moment zijn haren had gebleekt en het feit dat hij hem 'blonde krullenbol' noemt, zijn dubieus. De wijze van verhoor van [getuige 3] is minst genomen zeer schandelijk en zijn verklaring wordt niet ondersteund door andere getuigen.
De verklaringen van [getuige 2] leveren geen bewijs tegen de verdachte op. De verklaringen van [betrokkene 11] over een zak pillen sluiten niet aan bij de verklaringen [getuige 3] en bieden daaraan om die reden geen ondersteuning.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat het ook hier de verklaring van [getuige 1] met behoedzaamheid bezigt en deze slechts voor het bewijs bruikbaar acht voor zover deze op essentiële onderdelen bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal. Het hof constateert dat dit niet het geval is met betrekking tot het transport van 750.000 XTC-pillen waarover [getuige 1] ten overstaan van de Duitse politie heeft verklaard, maar op welke verklaring hij bij de rechter-commissaris is teruggekomen. Het hof zal de verdachte daarom van die hoeveelheid vrijspreken.
Daarnaast heeft [getuige 1] echter verklaringen afgelegd over een transport van 50.000 pillen in een camper naar Sevilla, uitgevoerd door hem in samenwerking met [betrokkene 7] en [betrokkene 8] en, meer in algemene zin, over transporten van XTC-pillen, uitgevoerd door [getuige 3] met zijn camper.
Het hof zal een en ander ook in het kader van de bewijsvoering van feit 4 bespreken.
Eerst het gestelde transport naar Sevilla.
Dat [getuige 1] met [betrokkene 7] en [betrokkene 8] daadwerkelijk een transport van pillen naar Sevilla in een camper heeft uitgevoerd staat voldoende vast, nu ten eerste [betrokkene 7] en [betrokkene 8] dit hebben bevestigd. Voorts vinden de verklaringen hieromtrent bevestiging in de digitale administratie van [betrokkene 1].
Zoals hiervoor reeds werd overwogen, gaat het hof ervan uit dat de digitale administratie van [betrokkene 1] de boekhouding betreft met betrekking tot de handel in diverse soorten van verdovende middelen, waaronder XTC. Het hof gaat er tevens vanuit dat deze boekhouding een voldoende betrouwbaar en adequaat beeld geeft van de financiële kant van deze zaken. Daarnaast bevat deze digitale administratie gegevens uit de agenda van [betrokkene 1], die enig inzicht verschaffen in zijn afspraken en ontmoetingen, welke ten dele met deze handel in verband stonden. In deze administratie (in het bestand 'Kas A', p. AE-1-2014)) staat bij de datum van 25 oktober 2002 een aantekening "Genaro ritSp. Huur Camper, € 2000" en bij de datum van 26 oktober 2002 "Inv. NL-Sp 100000 stuks". [getuige 1] heeft daarover verklaard dat deze aantekeningen betrekking moeten hebben op bedoeld transport en ook het hof gaat daarvan uit. In de administratie staan nog meer gegevens die naar het oordeel van het hof met dit transport in verband staan. Zo is daarin voorts vermeld (in het bestand 'Kas', p. AE-1-2039)) op 26 oktober 2002: "paid in advance 38.750" en op 28 oktober 2002: "to buy : Buttons." Onder de kolom 'units' daarachter taat "100000". onder de kolom 'price' 0,3857 en in de kolom "paid Sp: 38750". Het hof leidt daaruit af dat het kennelijk om een transport van 100.000 pillen ging met een stuksprijs van € 0,3857. In hetzelfde bestand staat op 1 november 2002: "to sell" en op 4 november 2002: buttons. Onder de kolom 'units' daarachter staat:
"-U460", onder de kolom 'price': "0,785 en onder de kolom 'paid Sp' "-8996,1" (het hof constateert: het bedrag dat de verkoop van 11.460 pillen in Spanje heeft opgeleverd). Soortgelijke reeksen getallen vermeld achter de data 9 november 2002 en 19 november 2002 leiden tot de conclusie dat deze betrekking hebben op de verkoop van respectievelijk 22.930 pillen en 19110 pillen. Het bestand Kas' betreft kennelijk een overzicht van de transacties die in verband staan met de aankoop van de hoeveelheid van 100.000 pillen. Het hof stelt aldus vast dat eind oktober 2002 een transport heeft plaatsgevonden van waarschijnlijk 100.000 XTC-pillen naar Spanje en dat 53.500 van deze pillen aldaar zijn verkocht in de periode van l tot en met 19 november 2002.
Dat de verdachte hierbij een rol heeft gespeeld staat naar het oordeel van het hof eveneens voldoende vast, gezien het feit dat de digitale administratie ook hieromtrent belangrijke gegevens bevat. In de bewuste periode komt hierin immers meermalen de naam '[verdachte]' voor, waarmee de verdachte werd bedoeld. Het hof acht het met name relevant dat in het bestand 'Kas', het overzicht van de transacties in verband met dit transport, onderaan is vermeld als "nog te ontvangen": "reisk+voorsch+onk [verdachte]" en dat in het bestand Kas A op 4 november staat vermeld: "ontv. [verdachte] verk. 11460 st met daarachter in de kolom "bet-/ontv +": €8996", op 9 november: "ontv. [verdachte] verk. 22930st." gevolgd door "(1800" en op 19 november: "ontv. [verdachte] verk. 11190 st." gevolgd door "€15001". Naar het oordeel van het hof staat buiten twijfel dat deze vermeldingen betrekking hebben op de eerder genoemde verkopen van respectievelijk 11.460, 22.930 en 19.110 pillen en leidt dit tot de conclusie dat de verdachte op zijn minst de betaling voor deze ruim 53.000 pillen aan [betrokkene 1] heeft doen toekomen. Hierin vindt de verklaring van [getuige 1], dat genoemde pillen naar [verdachte] zijn getransporteerd en dat deze voor de betaling daarvan zorg diende te dragen, voldoende steun.
Nu tenslotte uit de digitale agenda (bestand Date-pst, p. AE-1-2017 en 2018) van [betrokkene 1] voorts blijkt dat deze op 28 oktober 2002, op of rond de dag waarop het transport zou plaatsvinden, [verdachte] in Nederland heeft ontmoet, acht het hof, mede gelet op de verklaring van [getuige 1] hieromtrent, tevens bewezen dat de verdachte bij het transport van deze pillen en derhalve bij de uitvoer daarvan betrokken was, zoals is tenlastegelegd onder feit 1.
Dat nog een tweede transport naar de verdachte zou hebben plaatsgevonden komt, behalve uit de verklaring van [getuige 1], naar voren uit de verklaringen van [getuige 3] en vindt voorts bevestiging in de verklaring van [betrokkene 11]. De verdediging heeft het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt, dat de verklaring van [getuige 3] wegens diens medische toestand onvoldoende betrouwbaar en derhalve onbruikbaar voor het bewijs is, ten eerste gebaseerd op haar eigen waarnemingen met betrekking tot de geestelijke conditie van [getuige 3] in 2009, ten tweede op de mededelingen van [betrokkene 12] (naar eigen zeggen de verzorgster van [getuige 3]) over die conditie in de periode 2004-2006 en tenslotte op de inhoud van die verklaring zelf.
Naar het oordeel van het hof is echter niet aannemelijk geworden dat de geestelijke toestand van [getuige 3] ten tijde van diens verhoor op 1 november 2006 dusdanig was, dat daaraan geen bewijswaarde kan worden toegekend. Het hof merkt daaromtrent ten eerste op dat uit de toestand van [getuige 3] op l april 2009 (waarvan het hof aanneemt dat die slecht was) daaromtrent geen gevolgtrekkingen kunnen worden gemaakt, nu tussen beide data een periode van
2 jaar en 5 maanden ligt. In een dergelijke periode kan heel wel sprake zijn geweest van een aanmerkelijke verslechtering van de situatie en het hof acht het op grond van het navolgende aannemelijk dat dit het geval is geweest.
Uit de verklaring van [betrokkene 12] bij de rechter-commissaris leidt het hof af dat [getuige 3] in 1999 een hersenbloeding heeft gehad en dat zijn korte termijngeheugen sindsdien waarschijnlijk is verslechterd. Op het moment van die verklaring (1 april 2009) leed hij aan een vorm van dementie. Zij gaf aan te vermoeden dat een begin hiervan al in 1999 aanwezig was. Het hof merkt echter tevens op dat zij in haar verklaring aan de politie van l november 2005 weliswaar genoemde hersenbloeding noemde en opmerkte dat zij tijdens de reizen kaart las omdat [getuige 3] de weg niet meer goed wist (p. C-24-2 001 en 004), maar dat zij toen overigens niet heeft verklaard dat [getuige 3] op dat moment dement of anderszins geestelijk niet in orde zou zijn.
Ook uit de verklaringen van 1 en 2 november 2006 (p. C6-2 001 t/m 016) van [getuige 3] zelf kan het hof dit niet afleiden. Opvalt dat zijn verklaring over de reis met [getuige 1] naar Florence overeenkomt met de verklaringen van [betrokkene 12] en ook met die van [getuige 1] ter zake, welke laatste verklaring overigens ook steun vindt in telefoongesprekken en sms-berichten die in de betreffende periode (augustus 2003) zijn afgeluisterd (proces-verbaal AE-1-1702). Zijn verklaring over het aanbrengen van de airconditioning op de camper komt eveneens met de verklaringen van [getuige 1] overeen. Uit de verklaring van [getuige 3] van 29 november 2006 (p. C6-2 018 t/m 020) blijkt dat [getuige 3] toen net een tia had gehad. Desalniettemin wijst ook in deze verklaring, evenmin als in de twee eerdere verklaringen, niets op een geestelijk minder functioneren van [getuige 3]. Zijn verklaringen zijn uitvoerig en hij weet de gebeurtenissen voorts ook te plaatsen in de tijd. Het hof acht het niet aannemelijk dat hem al deze details en tijdsbepalingen zijn voorgehouden en dat hij deze slechts heeft beaamd. Hetgeen de verhorende verbalisant RN03-44 hieromtrent als getuige op 29 april 2009 aan de rechter-commissaris heeft verklaard, beschouwt het hof dan ook, anders dan de verdediging, als geloofwaardig. Het hof ziet, alles beschouwend, geen aanleiding de verklaringen van [getuige 3] over zijn twee reizen met verdovende middelen naar Madrid, welke naar zijn verklaring als laatste van de door hem uitgevoerde ritten voor [betrokkene 1] in 2003 hebben plaatsgevonden, als onbetrouwbaar aan te merken.
Met betrekking tot het aanwijzen van de verdachte als '[verdachte]' en de verklaring dat deze zijn haren had geblondeerd, merkt het hof nog op dat het, evenals de verdediging, het niet uitgesloten acht dat de naam '[verdachte]' bij [getuige 3] is opgekomen doordat de verbalisanten hem die naam een dag eerder hadden genoemd. Dat laat echter onverlet dat hij zelf spontaan heeft verklaard dat degene die hij had ontmoet een Nederlandse Spanjaard was en dat hij de verdachte heeft herkend van een foto. Voorts verklaarde hij dat deze Nederlandse Spanjaard een jongere vriendin had, hetgeen eveneens juist is. Tenslotte heeft ook deze vriendin, [betrokkene 11], verklaard dat zij [getuige 3] en zijn partner of verzorgster in Madrid heeft ontmoet en heeft zij [getuige 3] van een foto herkend (p. C 32-2 004). Weliswaar heeft zij later, bij de rechter-commissaris en de raadsheer-commissaris, verklaard dat zij zich door de politie onder druk gezet voelde de persoon op de haar getoonde foto te herkennen, maar zij heeft haar verklaring dat zij hem herkende gehandhaafd. Dat deze vriendin niet heeft kunnen of willen bevestigen dat de verdachte zijn haar heeft gebleekt tijdens een bezoek van [getuige 3], zoals [getuige 3] heeft verklaard, doet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 3] niet af, nu dit een ondergeschikt detail betreft. Bovendien sluit het feit dat [betrokkene 11] heeft gezegd zich dit niet te kunnen herinneren niet uit dat [getuige 3] verklaring juist is.
Het hof acht, alles afwegend, [getuige 3] verklaring voldoende betrouwbaar om deze voor het bewijs te bezigen. Gelet op de verklaringen van [getuige 1] en [betrokkene 11] acht het hof bewezen dat in de onder feit 2 tenlastegelegde periode door [getuige 3] een transport aan de verdachte is afgeleverd.
Dat het hierbij om XTC-pillen is gegaan acht het hof eveneens bewezen, gelet op de verklaringen van [getuige 1] en gelet op het feit dat verdachtes naam in de administratie van [betrokkene 1] slechts in verband met 'buttons', ofwel XTC-pillen voorkomt en tevens vaststaat dat het hiervoor bewezen geachte transport eveneens XTC-pillen betrof, waarbij onbekend is gebleven om welke hoeveelheid het daarbij is gegaan."
2.5.
Het Hof heeft onder 1 en 2 bewezenverklaard dat - kort gezegd - de verdachte in de periode van 1 september 2002 tot en met 31 december 2003 op tijdstippen in de twee aaneengesloten periodes tezamen en in vereniging met anderen betrokken is geweest bij de uitvoer van XTC-pillen naar Spanje.
Het middel acht ontoereikend gemotiveerd dat het (onder feit 2 bedoelde) zogenoemde tweede transport ook - evenals het (onder feit 1 bedoelde) zogenoemde eerste transport - XTC (MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA)) betrof.
Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof in dit verband onder meer vastgesteld, dat:
- in de camper XTC-pillen naar de verdachte in Spanje werden getransporteerd;
- de verdachte goede contacten met Spaanse afnemers had en aldaar voor de afzet van XTC-pillen zou zorgen;
- nadat het eerste transport van XTC-pillen in de camper naar de verdachte in Spanje in de periode van 1 september 2002 tot en met 16 maart 2003 was verricht door [betrokkene 7] en [betrokkene 8], nadien het tweede transport op tijdstippen vóór 11 december 2003 is verricht door [getuige 3], die de camper met XTC-pillen in Spanje aan de verdachte zou meegeven;
- de verdachte in Madrid met [getuige 3], met wie hij een afspraak had, de camper is ingegaan;
- de verdachte in Madrid over een zak XTC-pillen beschikte, en
- uit inbeslaggenomen administratie blijkt van transacties met "buttons" (waarmee XTC-pillen zijn bedoeld) in de onder 2 bewezenverklaarde periode en van de betrokkenheid van de verdachte bij eerder transport van "buttons".
Het vorenstaande in aanmerking genomen en mede gelet op de - in cassatie ook niet bestreden - bewijsvoering aangaande de betrokkenheid van de verdachte bij de onder 1 bewezenverklaarde uitvoer van XTC-pillen in de camper naar Spanje, heeft het Hof kennelijk aannemelijk geoordeeld dat het niet anders kan dan dat ook het tweede transport XTC-pillen betrof.
Daarbij heeft het Hof kennelijk en niet onbegrijpelijk aan de vermelding in de verklaring van [getuige 3] in bewijsmiddel 34, dat volgens '[betrokkene 1]' in de camper "geperste wiet" zat, niet ontleend dat het tweede transport (uitsluitend) "wiet" betrof.
Het onder 2 bewezenverklaarde is aldus naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.6.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van dertig maanden.

4.Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 26 maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 november 2014.