ECLI:NL:HR:2014:311

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
13/01894
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een hoger beroep dat door belanghebbende was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Utrecht, die betrekking had op een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken. De uitspraak van het Gerechtshof dateert van 5 maart 2013 en is genummerd 12/00358.

Belanghebbende heeft in cassatie een aantal middelen voorgesteld, waarop het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn, hierna aangeduid als het College, een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende, heeft het College een conclusie van dupliek ingediend.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de middelen geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Ten slotte heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Het arrest is uitgesproken door raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

14 februari 2014
Nr. 13/01894
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 5 maart 2013, nr. 12/00358, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Utrecht (nr. SBR 11/2348) betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2014.