De Rechtbank heeft in de bestreden beschikking het volgende overwogen:
"Feiten
Klaagster wordt verdacht van valsheid in geschrifte.
In dit kader is onder klaagster een personenauto merk BMW, type Z4, kenteken [AA-00-BB] in beslag genomen.
Inhoud van de klacht
Het klaagschrift, zoals in raadkamer nader toegelicht, strekt tot opheffing van het onder de klaagster gelegde beslag op de personenauto, met last tot teruggave daarvan aan de klaagster. Namens de klaagster is daartoe aangevoerd dat de auto in beslag is genomen naar aanleiding van een ongeval. Het technisch onderzoek naar de oorzaak van het ongeval heeft inmiddels plaatsgevonden. Daarmee is het doel van de inbeslagname - de waarheidsvinding - thans niet meer aan de orde. Voor verbeurdverklaring komt de personenauto niet in aanmerking nu het feit waarvan klaagster wordt verdacht, te weten valsheid in geschrifte, niet is begaan met de auto.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Er vindt een marginale toetsing plaats. Het Openbaar Ministerie is van mening dat er nog wel strafvorderlijk belang is en dat de personenauto voor verbeurdverklaring in aanmerking komt. Ten tijde van het ongeval zou er een man achter het stuur zitten.
Klaagster heeft zich echter voorgedaan als de bestuurder van de auto, dit in verband met de afwikkeling van de schade door de verzekeringsmaatschappij. De personenauto is niet meer nodig voor de waarheidsvinding, maar is wel vatbaar voor verbeurdverklaring.
Beoordeling van de klacht
Vooropgesteld wordt dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Niet gevergd kan worden dat ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak wordt getreden.
In geval van een beklag van de beslagene tegen op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechter te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee, de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aan zien van dat voorwerp moet worden beschouwd (vgl. HR 3 januari 2012, LJN: BU2053). Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het desbetreffende voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de betrokken klager - of wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen.
Uit de zich in het raadkamerdossier bevindende processen-verbaal kan worden opgemaakt dat de klager wordt verdachte van - zakelijk verwoord - witwassen.
Ten aanzien van die verdenking overweegt de rechtbank het volgende.
De verdenking is gebaseerd op (onder meer) de volgende, uit de zich in het raadkamerdossier bevindende processen-verbaal blijkende feiten en omstandigheden:
- Op 9 februari 2013 heeft er een ongeval plaatsgevonden tussen twee personenauto's waarvan klaagster zegt hierbij betrokken te zijn geweest;
- Vier getuigen ter plaatse verklaren dat niet klaagster de bestuurder was van de personenauto tijdens de aanrijding, maar een mannelijk persoon. De man zou bij de aanrijding betrokken zijn geweest. Na de aanrijding zou hij zijn uitgestapt en zou klaagster plaats hebben genomen achter het stuur.
Voornoemde feiten en omstandigheden, mede in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen eerder genoemde verdenkingen jegens de klaagster. Het op de voet van artikel 94 Sv gelegde beslag is op goede gronden gelegd.
Voorts bestaat er naar het oordeel van de rechtbank tegen de achtergrond van voornoemde omstandigheden een vermoeden dat klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte. Door verschillende getuigen is waargenomen dat klaagster ten tijde van het ongeval niet de bestuurder van de auto was. Desondanks heeft klaagster aan haar verzekeringsmaatschappij opgegeven dat dit wel het geval was.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag zal bevelen.
Het belang van strafvordering verzet zich derhalve op dit moment tegen teruggave van het geldbedrag.
Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard."