Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
7 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gewezen op 19 maart 2012. De verdachte, geboren in 1949, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. M.C. van Linde. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof voor herbehandeling. De kern van het cassatiemiddel is dat het bestreden arrest is gewezen door andere raadsheren dan die aanwezig waren bij de behandeling in hoger beroep.
De Hoge Raad heeft op basis van het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep op 5 maart 2012 vastgesteld dat de aanwezige raadsheren mrs. N.F. van Manen, M. Gonggrijp-van Mourik en H.A. Holthuis waren. Het arrest van het Gerechtshof vermeldt echter dat het is gewezen door mrs. M. Gonggrijp-van Mourik, N.F. van Manen en J.W.H.G. Loyson. De Hoge Raad heeft inlichtingen ingewonnen bij het Hof, waaruit bleek dat er een misslag in het proces-verbaal was.
De raadsheer M. Gonggrijp-van Mourik heeft in een brief aan de Hoge Raad bevestigd dat de zittingscombinatie onjuist was opgenomen in het proces-verbaal. De Hoge Raad heeft deze misslag gecorrigeerd en vastgesteld dat het cassatiemiddel feitelijke grondslag mist. Hierdoor kan het beroep niet leiden tot cassatie.
Op 7 januari 2014 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.