ECLI:NL:HR:2014:3069

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
13/00525
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van opstalrecht en nieuwe opstalvoorwaarden door de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende opstalrecht. De eisers, een groep van 24 personen, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage en betrof de gebondenheid van opstalhouders aan door het Hoogheemraadschap van Rijnland vastgestelde nieuwe algemene opstalvoorwaarden (AV 2007) en een nieuwe retributiemethodiek. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de betekenis van de begrippen "verlenging" en "nader besluit" in de opstalvoorwaarden onderzocht, evenals de vraag of het beding in artikel 3 van de AV70 als onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt volgens artikel 6:237 BW. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De klachten die door de eisers zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van het Hoogheemraadschap zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

31 oktober 2014
Eerste Kamer
nr. 13/00525
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats],
5. [eiser 5],
wonende te [woonplaats],
6. [eiser 6],
wonende te [woonplaats],
7. [eiseres 7],
wonende te [woonplaats],
8. [eiser 8],
wonende te [woonplaats],
9. [eiser 9a] en [eiseres 9b],
wonende te [woonplaats],
10. [eiser 10],
wonende te [woonplaats],
11. [eiser 11],
wonende te [woonplaats],
12. [eiseres 12],
wonende te [woonplaats],
13. [eiser 13a] en [eiseres 13b],
wonende te [woonplaats],
14. [eiseres 14],
wonende te [woonplaats],
15. [eiser 15],
wonende te [woonplaats],
16. [eiser 16a] en [eiseres 16b],
wonende te [woonplaats],
17. [eiseres 17a] en [eiseres 17b],
wonende te [woonplaats],
18. [eiseres 18a] en [eiser 18b],
wonende te [woonplaats],
19. [eiser 19],
wonende te [woonplaats],
20. [eiseres 20],
wonende te [woonplaats],
21. [eiser 21],
wonende te [woonplaats],
22. [eiser 22],
wonende te [woonplaats],
23. [eiser 23a] en [eiseres 23b],
wonende te [woonplaats],
24. [eiser 24],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma,
t e g e n
HOOGHEEMRAADSCHAP VAN RIJNLAND,
zetelende te Leiden,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en het Hoogheemraadschap.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 298592/HA ZA 07-3509 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 16 januari 2008 en 18 augustus 2010;
b. het arrest in de zaak 200.077.002/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 23 oktober 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het Hoogheemraadschap heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door mr. L.E. Geer en voor het Hoogheemraadschap door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 5 juni 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Hoogheemraadschap begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
31 oktober 2014.