ECLI:NL:HR:2014:3053

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
13/02949
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsvoering en strafoplegging bij gewapende overval op Aldi

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor een gewapende overval op een Aldi-supermarkt in Vianen op 1 juni 2010. De verdachte en zijn mededader hebben tijdens de overval een vuurwapen, of een sterk daarop gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van de Aldi gericht. De Hoge Raad oordeelt dat de bewijsklacht met betrekking tot dit onderdeel van de bewezenverklaring niet leidt tot cassatie, omdat de ernst van het bewezenverklaarde feit en de overige gedragingen van de verdachte niet worden aangetast door het weglaten van dit onderdeel. De verdachte is door het Hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren en zes maanden. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar de Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde straf. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en vermindert deze naar zes jaren en vier maanden. Het beroep wordt voor het overige verworpen.

Uitspraak

28 oktober 2014
Strafkamer
nr. 13/02949
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 31 mei 2013, nummer 23/005150-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft het in zaak A onder 1 primair bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel komt met motiveringsklachten op tegen het ten laste van de verdachte in zaak A onder 1 bewezenverklaarde feit. Het klaagt onder meer dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat, zoals bewezenverklaard, de verdachte en/of zijn mededader een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van Aldi heeft gericht.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is in zaak A onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 01 juni 2010 te Vianen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S en/of de medewerker van de Aldi te Vianen, te dwingen tot de afgifte van geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi (filiaal Vijfheerenlanden 545 te Vianen) en/of het geldtransportbedrijf G4S, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en/of zijn mededader met voornoemd oogmerk:
- hun gelaat grotendeels hadden bedekt en
- de Aldi zijn binnengegaan en
- een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van voornoemde Aldi en het geldtransportbedrijf G4S heeft gericht, en
- hebben geschreeuwd: "Dit is een overval" en "Liggen allemaal!", en,
- de spiegelruit van het kantoor van voornoemde Aldi met een voorhamer heeft ingeslagen, en
- de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S, [betrokkene 1], op het hoofd heeft geslagen met een vuurwapen of een ander voorwerp en
- [betrokkene 1] naar de grond heeft getrokken en
- een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en gedrukt op het hoofd van [betrokkene 1], en
- [betrokkene 1] het kantoor van voornoemde Aldi in heeft gestuurd, en
- vervolgens in het kantoor een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van [betrokkene 1] heeft gedrukt en gericht en gezegd/geschreeuwd "maak de kluis open", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en:
hij op 01 juni 2010 te Vianen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee sealbags met muntgeld met in totaal 1.350 euro geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi (filiaal Vijfheerenlanden 545 te Vianen) en/of het geldtransportbedrijf G4S, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en/of zijn mededader met voornoemd oogmerk:
- hun gelaat grotendeels hadden bedekt, en
- voornoemde Aldi zijn binnengegaan, en
- een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van voornoemde Aldi en het geldtransportbedrijf G4S heeft gericht, en
- hebben geschreeuwd: "Dit is een overval" en "Liggen allemaal!", en
- de spiegelruit van het kantoor van voornoemde Aldi met een voorhamer heeft ingeslagen, en
- de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S, [betrokkene 1], op het hoofd heeft geslagen met een vuurwapen of een ander voorwerp en
- [betrokkene 1] naar de grond heeft getrokken en
- een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en gedrukt op het hoofd van [betrokkene 1], en
- [betrokkene 1] het kantoor van voornoemde Aldi in heeft gestuurd, en
- vervolgens in het kantoor een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van [betrokkene 1] heeft gedrukt en gericht."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering van het Hof zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 en 7.
2.2.3.
Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden. De bestreden uitspraak houdt ten aanzien van de strafoplegging het volgende in.
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een overval op een supermarkt in Vianen, waarbij een medewerker van het geldtransportbedrijf is mishandeld en met een vuurwapen, of een sterk daarop gelijkend voorwerp, is bedreigd. Ook medewerkers van de supermarkt en aanwezige klanten zijn bedreigd. Een overval is een zeer ernstig feit. De verdachte en zijn mededader hebben, met louter het oog op geldelijk gewin, een zeer bedreigende [en] angstaanjagende situatie gecreëerd voor de aanwezigen en in het bijzonder voor de medewerker van het geldtransportbedrijf. Daarnaast dragen overvallen bij aan het ontstaan en versterken van gevoelens van onrust in de samenleving en worden de betrokken bedrijven financieel geraakt. Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, temeer nu de ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen vaak een langdurige en ernstige psychische nasleep ondervinden. Uit de verklaring van de medewerker van het transportbedrijf komt dit ook in het onderhavige geval naar voren.
Voorts heeft de verdachte zich samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen van twee soortgelijke overvallen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan heling en diefstal van bromfietsen, welke feiten ten dienste hebben gestaan aan een overval, dan wel gebruikt zijn bij de voorbereiding van een overval. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van uitkeringsfraude. Het hof rekent de verdachte deze reeks van feiten zwaar aan.
(...)"
2.3.
Het middel klaagt terecht dat uit de bewijsvoering van het Hof met betrekking tot het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde feit, niet volgt dat 'de verdachte en/of zijn mededader (…) een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van Aldi heeft gericht'. Tot cassatie behoeft dit niet te leiden, nu de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, gezien de overige bewezenverklaarde - gelijkwaardige - gedragingen waarmee dit feit is gepaard gegaan, ook na weglating van dit onderdeel niet worden aangetast. De omstandigheid dat het Hof dit onderdeel van de bewezenverklaring bij de strafoplegging heeft betrokken, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de overwegingen met betrekking tot de strafoplegging blijkt immers niet dat het Hof aan dit onderdeel een afzonderlijke strafverzwarende betekenis heeft gegeven naast zijn - aan de bewijsmiddelen ontleende - oordeel dat de verdachte en zijn mededader "een zeer bedreigende [en] angstaanjagende situatie [hebben] gecreëerd voor de aanwezigen en in het bijzonder voor de medewerker van het geldtransportbedrijf".

3.Beoordeling van het zesde middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes jaren en zes maanden.

4.Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze zes jaren en vier maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter van-Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 oktober 2014.