Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de Advocaat-Generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Slotsom
6.Beslissing
28 oktober 2014.
Hoge Raad
Op 28 oktober 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1976, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden wegens het verblijven in Nederland terwijl hij als ongewenste vreemdeling was verklaard. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op het feit dat de ongewenstverklaring op 1 april 2014 was opgeheven door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, wat het ernstig vermoeden opriep dat de Politierechter, indien hij hiervan op de hoogte was geweest, de aanvrager zou hebben vrijgesproken.
De Advocaat-Generaal Hofstee concludeerde dat de aanvraag gegrond was en dat de Hoge Raad de zaak moest verwijzen naar een gerechtshof voor herbehandeling. De Hoge Raad oordeelde dat er inderdaad sprake was van een gegeven als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering, en verklaarde de aanvraag tot herziening gegrond. Tevens werd de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Politierechter bevolen en werd de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van actuele informatie over de status van vreemdelingen in Nederland en de gevolgen daarvan voor strafrechtelijke veroordelingen. De beslissing van de Hoge Raad toont aan dat de rechtsgang en de mogelijkheid tot herziening van vonnissen essentieel zijn voor een rechtvaardige behandeling van zaken.