ECLI:NL:HR:2014:3050

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
14/02360
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Politierechter inzake ongewenstverklaring van een vreemdeling

Op 28 oktober 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1976, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden wegens het verblijven in Nederland terwijl hij als ongewenste vreemdeling was verklaard. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op het feit dat de ongewenstverklaring op 1 april 2014 was opgeheven door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, wat het ernstig vermoeden opriep dat de Politierechter, indien hij hiervan op de hoogte was geweest, de aanvrager zou hebben vrijgesproken.

De Advocaat-Generaal Hofstee concludeerde dat de aanvraag gegrond was en dat de Hoge Raad de zaak moest verwijzen naar een gerechtshof voor herbehandeling. De Hoge Raad oordeelde dat er inderdaad sprake was van een gegeven als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering, en verklaarde de aanvraag tot herziening gegrond. Tevens werd de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Politierechter bevolen en werd de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van actuele informatie over de status van vreemdelingen in Nederland en de gevolgen daarvan voor strafrechtelijke veroordelingen. De beslissing van de Hoge Raad toont aan dat de rechtsgang en de mogelijkheid tot herziening van vonnissen essentieel zijn voor een rechtvaardige behandeling van zaken.

Uitspraak

28 oktober 2014
Strafkamer
nr. 14/02360 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2012, nummer 13/651074-12, ingediend door mr. J.J.M. Kleiweg, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard", begaan op 26 juli 2012, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.

2.De aanvraag tot herziening

2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de beschikking van de Minister voor Immigratie en Asiel van 1 augustus 2011 waarbij de aanvrager op de voet van art. 67 van de Vreemdelingenwet 2000 ongewenst is verklaard, door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij beschikking van 1 april 2014 per 1 augustus 2011 is opgeheven.

3.De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvraag vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof, opdat de zaak opnieuw zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 472, tweede lid, Sv is voorzien.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1.
De Minister voor Immigratie en Asiel heeft de aanvrager bij beschikking van 1 augustus 2011 op grond van art. 67 Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenste vreemdeling verklaard. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft bij beschikking van 1 april 2014 voornoemde beschikking van de Minister voor Immigratie en Asiel de ongewenstverklaring van de aanvrager opgeheven per 1 augustus 2011.
4.2.
Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met de beschikking van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 1 april 2014 bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.

5.Slotsom

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-presiden A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 oktober 2014.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.