Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
11 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 22 maart 2012 uitspraak deed in de strafzaak met nummer 24/002806-09. De verdachte, geboren in 1984, heeft het beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. M.J. van Weerden, gevestigd te Almere. In de schriftuur die aan het arrest is gehecht, is een middel van cassatie voorgesteld. De waarnemend Advocaat-Generaal, N. Jörg, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat een nadere motivering niet nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen.
De uitspraak is gedaan op 11 februari 2014 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.