Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
28 oktober 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte, geboren in 1984, werd veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.P.A. van Schaik. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor een specifiek feit, maar verwerpt het beroep voor het overige. De kern van de zaak draait om de toepassing van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op het ne bis in idem-beginsel, dat verbiedt dat iemand voor hetzelfde feit meer dan eens wordt vervolgd.
De verdachte was eerder gedagvaard voor een overtreding van de Wegenverkeerswet, gepleegd op 2 september 2011. In een eerdere strafzaak werd hij veroordeeld tot een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van de Kantonrechter ten tijde van het arrest van het Hof nog niet onherroepelijk was, waardoor het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijkheid niet kon worden uitgesproken. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeert dat de dagvaarding in de onderhavige zaak correct was, aangezien deze was uitgebracht vóór de dagvaarding in de andere strafzaak.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarbij wordt benadrukt dat de procedurele regels in het Wetboek van Strafvordering in acht zijn genomen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 28 oktober 2014, en het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.